dinsdag 19 juli 2016

Waterjuffers in de ochtenddauw

Als je de natuur op z'n mooist wilt zien moet je voor dag en dauw op staan. Vanmorgen begon ik al om 6 uur 's morgens met een wandeling rond het Beleven en langs de Belevenscheloop. Die wandeling was weer de moeite waard. Zo kreeg ik de Azuurwaterjuffer ♂, een jeugdig Lantaarntje ♀, de Schorpioenvlieg en enkele vlinders.

De zonsopkomst met ochtenddauw.


Belevenscheloop
De Belevenscheloop (of: Belevense Loop) is een beek in het zuiden van de Nederlandse provincie Noord-Brabant. De beek is een van de bronbeken van het riviertje de Reusel. Het Hoevensche loopje mondt uit in de Belevenvenscheloop, waarna het beekje de Reusel heet. Het landschap rondom de beek is afwisselend met bos en akkers net zoals de rest van de streek waarin de beek is gelegen, de Kempen. In de bovenloop van het beekje vindt men het natuurgebied Beleven. Verderop is het dorp Reusel gelegen. De beek stroomt in z'n geheel door de zandgronden van de Kempen. Omdat de Kempen op een horst gelegen zijn, ligt de bron op de voor Noord-Brabant aanzienlijke hoogte van 30-31 meter boven NAP. De lengte van de beek is ongeveer 3 kilometer.


Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella)
De azuurwaterjuffer is een 33 tot 35 mm grote juffer. In Nederland en België is het een algemeen voorkomende soort. De habitat is bij voorkeur stilstaand water, maar ook beken worden regelmatig bezocht. De azuurwaterjuffer is een kleine, zeer slanke libellen juffer met een maximale spanwijdte van 5 cm. Zoals de meeste soorten van het geslacht Coenagrion is ook de azuurwaterjuffer moeilijk op naam te brengen. Kenmerkend is de hoefijzervormige zwarte vlek op het tweede achterlijfsegment. De vrouwtjes komen in een donkere en een lichte variant voor.


Lantaarntje (libellen juffer)
Het Lantaarntje (Ischnura elegans) is een 30 à 34 mm grote juffer die in vrijwel heel Europa algemeen voorkomt, behalve in Spanje en de eilanden in de Middellandse Zee. In Nederland en België komt de soort zeer algemeen voor. Het lantaarntje voelt zich in alle zoetwater thuis en komt vaak bij vijvers, maar ook in brakwater wordt hij soms waargenomen. De larve kan vrij goed tegen watervervuiling wat een groot voordeel is op andere soorten. Het vliegseizoen loopt van mei tot september met toppen eind mei en begin augustus. De soort staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd, beoordelingsjaar 2010, de trend van de populatie is volgens de IUCN stabiel.


Schorpioenvliegen (Panorpidae)
De schorpioenvliegen zijn een familie van insecten die behoren tot de orde Mecoptera (Schorpioenvliegen). Wereldwijd zijn ongeveer 500 soorten beschreven, verdeeld over een vijftal geslachten. Het is een interessante groep die behoort tot de oudste insectenordes die een volledige gedaanteverwisseling bezitten. Kenmerkend voor sommige schorpioenvliegen (soorten welke behoren tot de familie van de Panorpidae) is het tangvormig orgaan dat mannetjes aan het achterlijf hebben, dat omhoog gekruld wordt gedragen en dat daarom enigszins doet denken aan de staart van een schorpioen, maar geen angel heeft en verder volkomen ongevaarlijk is. Het insect gebruikt het alleen bij de paring. De vleugels zijn vaak gevlekt. De lichaamslengte varieert van 0,9 tot 2,5 cm.

Schorpioenvlieg ♀ (Panorpidae)

Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni)
De citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes en luzernevlinders. Deze soort behoort tot de laatste groep en is een van de grootste soorten luzernevlinders. De spanwijdte is tot 55 millimeter, de mannetjes zijn meer geel, de vrouwtjes meer groen van kleur maar dit is in het veld niet altijd even eenvoudig te zien. Ze vallen zowel in vlucht als bij bezoek aan bloemen goed op. De vrouwtjes zijn ook veel bleker van kleur en worden soms verward met de witjes. Beide vlinders (mannetje-vrouwtje) zijn te herkennen aan een oranje stip op iedere vleugelpunt.

De vlinder is uitstekend gecamoufleerd en het hele lichaam is hierop aangepast. De onregelmatige oranjebruine vlekjes lijken sprekend op de brandgaatjes in bladeren. De vleugeladering is lichter en duidelijk te zien en lijkt op de nerven van een blad. De donkere uiteinden van de adering op de vleugelrand lijkt op de bladrand en zelfs kleine stekeltjes worden nagebootst. De citroenvlinder heeft geen oogvlekken of andere schrikkleuren aan de boven (binnen)zijde van de vleugels, en vouwt deze in rust nooit open, zodat hij perfect lijkt op een blad.

Links; een blekere Citroenvlinder ♀ - Rechts; Citroenvlinder ♂

Atalanta (Vanessa atalanta)
De atalanta (Vanessa atalanta) of admiraalvlinder of nummervlinder is een van de meest voorkomende vlinders in België en Nederland. In Noord-Europa is het een van de laatste vlinders die gezien kan worden vooraleer de winter begint. In het zuiden vliegt de vlinder ook op zonnige winterdagen. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1758 door Carl Linnaeus als Papilio atalanta. De atalanta is een opvallende trekvlinder met een spanwijdte van 5-6 centimeter. In Nederland komen twee generaties per jaar voor. De eitjes worden een voor een op de brandnetel afgezet.

Atalanta (Vanessa atalanta)