donderdag 21 juli 2016

Belevenscheloop tot in de Reusel

De Belevenscheloop (of: Belevense Loop) is een klein beekje dat ontspringt in de omgeving van het natuurgebied 'Beleven', ten westen van het Noord-Brabantse Reusel, een grensdorp met het Belgische Arendonk.

Belevenscheloop, aan de oostkant van natuurgebied Beleven

De beek is een van de bron-beken van het beekje de Reusel. Het Hoevensche loopje mondt weer uit in de Belevenvenscheloop, waarna het beekje de 'Reusel' heet. Het landschap rondom de beek is afwisselend met bos en akkers net zoals de rest van de streek waarin de beek is gelegen, de Kempen. In de bovenloop van het beekje vindt men het natuurgebied Beleven. Verderop is het dorp Reusel gelegen. De beek stroomt in z'n geheel door de zandgronden van de Kempen. Omdat de Kempen op een horst gelegen zijn, ligt de bron op de voor Noord-Brabant aanzienlijke hoogte van 30-31 meter boven NAP. De lengte van de beek is ongeveer 3 kilometer.

Links; Gewone grasmot (Chrysoteuchia culmella) - Rechts; Waterlelievlinder (Elophila nymphaeata)

De gewone grasmot (Chrysoteuchia culmella) is een vlinder uit de familie grasmotten (Crambidae). De spanwijdte bedraagt tussen de 18 en 24 millimeter. Verschillende grassoorten worden als waardplant gebruikt door de rups. De vliegtijd voor deze in Nederland en België algemeen voorkomende vlinder is juni en juli.

De waterlelievlinder of het waterleliemotje (Elophila nymphaeata) is een vlinder uit de familie grasmotten (Crambidae). Met een spanwijdte van 22 tot 30 millimeter is het een vrij kleine vlinder. De vleugels zijn wit met bruine cirkels. De vlinder is voornamelijk te vinden in vijvers en poelen met drijvend fonteinkruid, waterlelie en gele plomp. De eitjes worden onder water afgezet op bladranden. De rupsen maken kokertjes van stukjes blad, die aanvankelijk met water gevuld zijn en later lucht bevatten, als de rupsen overgaan op luchtademhaling. De verpopping vindt onder water plaats. De vliegperiode van de waterlelievlinder is van mei tot en met september met een vliegpauze in juli. De soort is in Nederland en België een gewone soort. De vlinder is vooral 's nachts actief. Overdag zit hij meestal aan de onderzijde van bladeren.

Links; Gewone pantserjuffer (Chalcolestes viridis) ♂ - Rechs; Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella) ♂

De azuurwaterjuffer is een 33 tot 35 mm grote juffer. In Nederland en België is het een algemeen voorkomende soort. De habitat is bij voorkeur stilstaand water, maar ook beken worden regelmatig bezocht. De Azuurwaterjuffer is een kleine, zeer slanke libellen juffer met een maximale spanwijdte van 5 cm. Zoals de meeste soorten van het geslacht Coenagrion is ook de azuurwaterjuffer moeilijk op naam te brengen. Kenmerkend is de hoefijzervormige zwarte vlek op het tweede achterlijfsegment. De vrouwtjes komen in een donkere en een lichte variant voor.

Links; Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella) ♂ - Rechts; Schorpioenvlieg ♀ (Panorpidae)

Links; Belevenvenscheloop, vanaf de Ziekbleek - Rechts; Koeien grazen tussen de koolplanten

Links; een Citroenvlieg op de stamper van een Haagwinde (Pispotje) - Rechts; Gewone barnsteenslak (Succinea putris)

De barnsteenslak (Succinea putris) is een op het land levende longslak uit de familie Succineidae. De wetenschappelijke soortnaam werd in 1758 ingevoerd door Carolus Linnaeus (1786-1836) als Helix putris. Door andere inzichten in de taxonomie is de soort later in het geslacht Succinea geplaatst. Als gevolg van deze naamswijziging worden auteursnaam en datum nu tussen haakjes gezet. De naam putris is mogelijk afgeleid van de omgeving waarin het dier vaak wordt aangetroffen. Putris (latijn) = vermolmd, verweerd, verrot (mogelijk slaand op een vochtige omgeving).

De Belevenscheloop mondt, vanaf de Gagel in Hooge Mierde, in Lage Mierde uit in de Reusel.