De Gele kwikstaart op zijn uitkijkpost
Gele kwikstaarten hebben een voorkeur voor open landbouwgebieden. Ze wippen de staart regelmatig met felle schokkende bewegingen op en neer. 'Gele kwikken' hebben een onstuimige balts, met trillende veren fladdert het mannetje boven het vrouwtje of loopt steeds rondjes om haar heen. Het Gele kwikstaart mannetje heeft een duidelijke gele keel en borst in prachtkleed. Blauwgrijze kop met brede witte wenkbrauwstreep, gele onderdelen en olijfgroene bovendelen. Spitse snavel van een insecteneter en een 'kwikkende' staart. Heeft een kenmerkende korte roep die hij in de vlucht laat horen. Ze broeden van eind april tot in juli.
De oorspronkelijke habitat van de gele kwikstaart bestaat uit rivierbegeleidend grasland. Tegenwoordig broeden de meeste gele kwikstaarten in boerenland; hooiland en weiland, maar vooral akkers. Hoge dichtheden in gemengde gebieden en in bollenvelden. Vaak foeragerend te vinden op weilanden met schapen, koeien en paarden. Gele kwikstaarten eten voornamelijk bodembewonende spinnen en insecten, vooral kevers, vliegen, muggen, wantsen en cicaden. Lopend en rennend, afgewisseld met een sprintvluchtje, zitten ze hun voedsel achterna. Ze zoeken die graag tussen grazend vee en pikken de insecten op die door het vee worden opgejaagd.
Hoewel de aantallen fluctueren, is de Nederlandse populatie grosso modo afgenomen, sinds de jaren zestig tussen de 50% en 75%. Op grasland is de achteruitgang harder gegaan - tot zo'n 90% - dan op bouwland.