Zoals de naam al zegt, komt de Nijlgans ze van oorsprong uit Egypte. Daarom worden ze ook Egyptische gans genoemd.
De lichaamslengte bedraagt 63 tot 73 cm en het gewicht 2,5 kg. Het verenkleed van beide geslachten is gelijk. De nijlgans leeft voornamelijk op het land, hoewel hij goed kan zwemmen. In het broedseizoen verdedigt hij een territorium agressief, ook onderling zijn ze weinig verdraagzaam. Agressiviteit is een handelsmerk van deze soort. Ze passen brute kracht toe om het nest van een andere vogel in te pikken - waarvan vooral grauwe ganzen, maar ook roofvogels, kraaien, eenden en dergelijke het slachtoffer kunnen zijn. Pullen van andere eendachtigen worden als het zo uitkomt verdronken. De vogel eet zaden, bladeren, grassen en stengels. Af en toe eet dit dier sprinkhanen, wormen en andere kleine dieren.
Broeden gebeurt vooral in holen in de stam van grote bomen. Het vrouwtje bouwt een nest van riet, bladeren en gras. Om de beurt bebroeden vrouw en man de eieren. Beide ouders zorgen voor de jongen tot ze zelfstandig zijn. De soort komt algemeen voor in Afrika in het dal van de Nijl, maar verder door het hele continent ten zuiden van de Sahara. De leefgebieden liggen langs meren, rivieren en in moerassen. De vogel mijdt gebieden met woestijnen en dichte bossen. Ontsnapte siervogels vormden na de jaren 1960 verwilderde populaties in Oostenrijk, Belgiƫ, Denemarken, Nederland, Groot-Brittanniƫ en de Verenigde Arabische Emiraten. Zij leven daar als exoten.
In Nederland komt de nijlgans sinds 1967 voor als exoot. Omstreeks 1999 bedroeg het aantal broedvogels 4500 tot 5000 paar en omstreeks 2009 bedroeg dit aantal 10.000 tot 13.900 paar. Het tempo van toename lag rond 1980 bij de 25% per jaar en vlakte rond 2010 af tot 6% per jaar.[2][3] In de vogelatlas van 2018 wordt het aantal broedparen ingeschat op tussen de 6900 en 11400 paren.