Tijdens het bezoek vanmorgen, aan de nieuw gevormde natuur aan het Schotelven in Netersel zag Frans kapteijns - gepensioneerd boswachter van Natuurmonumenten - de Grote egelskop staan. Een typiche plant die zich thuis voelt aan de randen van vennen en plassen. De plant staat als algemeen beschreven, maar het schijnt toch bijzonder te zijn als je die plant waarneemt.
Deze plant is onbehaard. Zij heeft een korte, vertikale wortelstok met lange, dunne uitlopers. De stengel is meest stijf rechtopstaand, naar boven vertakt, driekantig, met meest een 6-tal afwisselend staande bladen, waarvan de hoogere langer zijn dan de lagere en boven den stengel uitsteken. De bladen zijn meest rechtopstaand, stijf, beneden driekantig, met meest holle zijvlakken en duidelijk tot in de top uitlopende kiel, zij zijn 3-15 mM cM lang. breed, meest tot 15 cM lang.
De bloeiwijze is pluimvormig vertakt, de onderste zijtakken van de 1e orde zijn niet met de hoofdas verbonden en dragen verschillende aarachtig geplaatste vrouwelijke en aan de top mannelijke hoofdjes (van deze laatste meestal meer). De onderste schutbladen der pluimtakken zijn bladachtig, de hogere meer vliezig en schubachtig. De bloemdekschubben zijn aan de top afgerond. De stijl en stempel zijn draadvormig, de laatste is minstens 5 a 6 maal zo lang als breed. De vruchthoofdjes hebben 12-18 mM middellijn, de vruchtjes zijn zittend, 4 mM breed, tolvormig, kantig, plotseling in een korte (2 mM lange) snavel versmald, die 1/4 van de lengte van de vrucht heeft. De steenkern is naar boven kegelvormig versmald. 3-6 dM. Juni — Augustus.
De bloemen zijn proterogynisch, de stempels beginnen al te verdrogen, als de meeldraden hun stuifmeel ontlasten. De plant komt in bijna geheel Europa aan oevers en in moerassen voor.