Vanmorgen trof ik in Netersel nog een Keep bij mijn fotohut. Kepen broeden sporadisch in Nederland. Ze komen voornamelijk naar ons land om te overwinteren. In het vroege voorjaar keren ze daarom eer terug naar het hoge noorden, naar de Scandinavische en West-Russische gebieden.
Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van 'onze gewone' vink. In Nederland broeden jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de talrijkste broedvogels is. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. Vinken en kepen houden zich 's winters vaak op in gemengde groepen. Ze kunnen gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen, waar ze de afgevallen beukennootjes eten.
De najaarstrek begint eind september, houdt aan tot diep in november en piekt meestal in de tweede helft van oktober. De jaarlijks waargenomen aantallen schommelen hevig, en dat geldt ook voor de aantallen overwinteraars. Een overvloedige oogst van beukennootjes bindt grotere aantallen overwinterende Kepen aan ons land dan een mager seizoen. De voorjaarstrek speelt zich af tussen half februari en half april, in sommige voorjaren iets later.
De broedgebieden van kepen zijn meestal gemengde bossen en naaldbossen. In de winter kunnen kepen vooral gevonden worden op akkers langs bosranden, beukenbossen en parken met beukenbomen. De zaden van de beuk vormen een van de belangrijkste voedselbronnen voor deze vinkachtige. De man zingt zijn territoriale lied, "kè-èèhhp" of "chèèèèèp". In de vlucht "kup-kup". Broedt in het zuiden (zuidpunt Noorwegen) vanaf medio mei, vanaf begin juli in het noorden (Stavanger). In Nederland zijn er slechts enkele broedparen. Heeft doorgaans één, soms twee legsels per jaar met 5-7, soms 4-8 eieren. Broedduur 11-12 dagen. De jongen verlaten het nest al als ze 11-13 dagen oud zijn.