vrijdag 25 maart 2022

Turkse tortels (Streptopelia decaocto)

De Turkse tortel heeft een uitzonderlijk groot voortplantings- en verspreidingsvermogen. Ze kunnen tot wel vijf legsels per jaar grootbrengen, waarbij hun jongen zich over zeer grote afstanden kunnen verspreiden. Dit maakt de Turkse tortel een bijzonder succesvolle soort, in tegenstelling tot de verwante zomertortel.


Turkse tortels (Streptopelia decaocto)

Het verenkleed is licht beigegrijs, met een zwart-witte nekband en een contrasterende donkerrode iris. In de vlucht vallen de lichte vleugelpartijen en lichte buitenste staartpennen op. Turkse tortels zijn bijna altijd met z'n tweeën. Kenmerkend, meestal drielettergrepig gekoer van zuivere, fagotachtige klanken (ezelsbruggetje: klink als I Love You). Vrouwtje koert ook, maar wat hoger en zachter dan man. Bij opwinding een onzuiver "wèèè".

Het leefgebied van de Turkse tortel bestaat uit tuinen, parken, boerenerven en stadscentra. Hier worden de jongen groot gebracht en wordt het voedsel gevonden. Ook buiten steden kunnen ze bij menselijke bebouwing (boerenerven) worden aangetroffen.

De Turkse tortel broedt al vanaf half februari, tot in november. In deze periode heeft een paartje twee tot wel vijf legsels met elk meestal 2 eieren. De jongen uit het eerste nest kunnen zich in hetzelfde seizoen zelf al voortplanten. Het broedsel mislukt regelmatig. Soms valt het gammele nest met eieren en/of kuikens uit de boom of waait weg.