donderdag 13 augustus 2020

Bonte vliegenvanger is blij met een plas water

Het blijft erg warm. Deze hittegolf scoort record na record. Al meer dan een week stijgt de temperatuur tot ruim 35 en zelfs 38 graden. Vanmorgen werd de zonnekracht nog iets afgezwakt door een dun laagje bewolking. Maar lang duurde dat niet. Even na de middag werd het al weer 34 graden. Vogels zoeken naar water om te verkoelen. In Netersel is water genoeg in het vijvertje voor mijn fotohut. Daar verscheen de Bonte vliegenvanger, en die was blij met een plas water.

Dit Bonte vliegenvanger vrouwtje was blij met een plas water.

De Bonte Vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) dankt zijn naam omdat ze net als andere vliegenvangers, vliegjes vangen. Daarmee is het meteen duidelijk dat het insecteneters zijn. Vanaf een zitpost maken ze korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht. De Bonte Vliegenvanger wordt vooral aangetroffen in half open loof- en gemengde bossen met een gevarieerde structuur. Het meest in het zuiden en oosten van Nederland. Ze eten insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen.

Bonte vliegenvangers zijn holenbroeders en in Nederland broeden ze vrijwel uitsluitend in nestkasten. De soort overwintert in Afrika. De mannetjes gaan het eerst terug om een geschikte nestlocatie te vinden. Als ze terugkomen naar Nederland zijn de nestkasten vaak al bezet door mezen. Soms volgt er tussen de soorten een gevecht van leven en dood om de nestkast. Door het ophangen van meer nestkasten is de bonte vliegenvanger zichtbaar toegenomen. Een mannetje verleidt een vrouwtje om zijn nest te gebruiken door te zingen en te baltsen. De kwaliteit van de locatie is voor het vrouwtje doorslaggevend bij het uitzoeken van een partner.


Veren zijn erg belangrijk voor vogels en hebben meerdere functies zoals vliegen, isolatie, camouflage of pronken en het afstoten van water. Vogels zijn er dan ook zuinig op en poetsen hun veren uitvoerig. Tijdens het poetsen worden stof, vuil en parasieten verwijderd. De bonte vliegenvanger is 12 tot 13½ centimeter groot, iets kleiner dan de huismus. De snavel is zwart en heeft de brede maar puntige vorm typerend voor insecteneters die hun prooi in de lucht vangen. In broedkleed is het mannetje zwart van boven en wit van onder, met een grote witte vleugel vlek, witte pennen aan de zijkanten van de staart en een kleine witte vlek op het voorhoofd, maar de kleur kan verschillen. Sommige mannetjes zijn meer grijsbruin met wit.


In de noordelijke helft van Europa broeden minimaal 4,7 miljoen paar Bonte vliegenvangers, en dan is Rusland hier nog niet eens bij meegerekend. Bonte Vliegenvangers broeden in vrijwel alle beboste streken op de hoge gronden, met uitzondering van Zuid-Limburg (zeldzaam). Het voorkomen in Laag-Nederland, inclusief de duinstreek, is erg lokaal. De soort kan in ieder type bos talrijk voorkomen, ook in parken en tuinen, mits er nestkasten ophangen. Indien niet, is hij een stuk schaarser en meer gebonden aan ouder loofbos. De Bonte Vliegenvanger vestigde zich rond 1903 in ons land en begon vanuit Twente en de Achterhoek aan een opmars. Tussen 1975 en 2000 werd nog het gebied bezuiden de Grote Rivieren toegevoegd aan het verspreidingsgebied, maar de aantallen zijn hier lager dan in Oost-Nederland. Recente afnames (vooral loofbos) en toenames (vooral naaldbos) lijken elkaar op landelijk niveau in evenwicht te houden.

Bonte Vliegenvangers uit West-Europa overwinteren in tropisch West- Afrika ten zuiden van de Sahel. De vestiging als broedvogel in Nederland vond plaats aan het begin van de 20e eeuw. Van de in ons land broedende zangvogels is de Bonte Vliegenvanger, samen met Koolmees en Pimpelmees, het sterkst afhankelijk van kunstmatige nestgelegenheid. Het is aannemelijk dat zeker 90% van de populatie in nestkasten broedt (Boele et al. 2001). Natuurlijke nestholten, vaak oude spechtenholen, worden in Nederland vooral aangetroffen in berken, maar ook in eiken, beuken, tamme kastanjes en robinia’s. Het gemak waarmee nestkasten, ook elders, geaccepteerd worden droeg zeker bij tot de expansie die in de 20e eeuw in Europa plaatsvond.

De Nederlandse broedvogels arriveren vanaf half april. Doortrek van noordelijke vogels – de mannetjes soms herkenbaar aan dieper zwart verenkleed – treedt vooral eind april en in de eerste helft van mei op. De eigen broedvogels vertrekken vermoedelijk in juli en augustus. Vooral eind augustus en eerste helft september trekken wederom noordelijke vogels door. Op de Waddeneilanden zijn tijdens trekgolven soms duizenden Bonte Vliegenvangers aanwezig.