De zon kwam 's morgens aanvankelijk maar moeizaam door de dikke bewolking.
Bij de eerste oogopslag zou je denken dat het Beleven verlaten was, maar niets is minder waar. Zo'n 150 Kokmeeuwen, een 80-tal overvliegende Kolganzen en een 20-tal Grote Barmsijzen waren de meest opvallende soorten. Daarnaast ook nog een groot aantal Wilde eenden en Grote Canadese ganzen.
Minstens 20 Grote Barmsijzen zaten in de toppen van de bomen.
De grote Barmsijs overwintert jaarlijks in Nederland vanuit Scandinaviƫ. Ze zijn te vinden in berken en elzen in groepjes, hangend aan dunne twijgjes om van de zaden te eten. Door hun actieve gedrag valt het niet mee om deze vogels goed in de kijker te krijgen. In sommige jaren kan de soort een invasieachtig voorkomen vertonen door een combinatie van hoog broedsucces en voedselschaarste in hun reguliere overwinteringsgebied. De grote barmsijs is grijzig met een lichte vleugelstreep en een zwarte bef. Lijkt sterk op kleine barmsijs maar is bleker en grijzer. De onderdelen zijn net als kleine barmsijs donker gestreept, maar op een lichtere ondergrond. Het voorhoofd is rood en bij de mannetjes wordt de borst rood-roze in de broedperiode. Het kleed is vrij variabel, zo kan de borst zwaar gestreept zijn maar ook bijna geheel wit. Vleugelstrepen witter dan bij kleine barmsijs.
Zeker 80 Kolganzen vlogen enkele keren over het Beleven, maar verdwenen toch in oostelijke richting.
De kolgans is een van de algemeenste overwinterende ganzen in Nederland. De typische witte snavelbasis en de dwarse zwarte 'vegen' over de buik maken de volwassen kolgans makkelijk herkenbaar. De witte bles rond de snavelbasis is opvallend. Verder hebben kolganzen een roze snavel en oranje poten. Volwassen vogels hebben zwarte dwarsstrepen op de buik. Jongen van het afgelopen broedseizoen hebben die dwarsstrepen nog niet. Ook de witte bles ontbreekt dan nog grotendeels.
Ook veel Kokmeeuwen, zeker een 150 in totaal.
De kokmeeuw is sterk afgenomen, maar nog steeds talrijk in Nederland. In de winter is het de kleine meeuw met koptelefoontje die je in de stad aantreft. Hij is van alle markten thuis en komt op vele manieren aan voedsel. In het voorjaar en zomer heeft de kokmeeuw een chocoladebruin kopkap. Een kokmeeuw is na twee jaar volwassen.
De kokmeeuw broedt vooral in binnenland aan zoet water (randen van plassen en meren, vennen, moerassen, graslanden) maar ook wel aan de kust (kwelders, lagunen, inlagen, duinen). Zoekt in een grote verscheidenheid aan landschappen naar voedsel, maar vooral in waterrijke graslandgebieden en op wad en slik. Buiten de broedtijd vrijwel overal te vinden, vooral in boerenland en in getijdengebieden, maar ook in steden.