maandag 5 maart 2018

Geelgorzen in struiken op het Beleven

Vanmorgen trof ik op de plaats waar gisteren de Grote Barmsijzen zaten een 20-tal Geelgorzen. Het aantal Geelgorzen is de laatste jaren aan het afnemen, ook op het Beleven. De voorwaarden voor een goed leefgebied zijn door het snoeien en bomen rooien verslechterd. De aantallen die er nu zitten is een welkome waarneming, maar zegt niets over een mogelijke toename van het aantal Geelgors broedparen dat dit jaar op het Beleven.

Een Geelgors man in de struiken.

De geelgors (Emberiza citrinella) is een zangvogel, uit de familie der gorzen (Emberizidae). Het is de meest voorkomende gors in Europa. Buiten het broedseizoen verzamelen zich grote groepen geelgorzen, maar tijdens het broedseizoen is de geelgors strikt territoriaal.


Het is een stand- en zwerfvogel die iets groter is dan de mus. Het bereikt een lichaamslengte van 16 tot 17 centimeter en weegt 25 tot 30 gram. De mannetjes dragen tijdens het broedseizoen een geel verenkleed. Ze hebben dan een helder gele kop met een paar bruinachtige strepen en een gele onderzijde met een rood-bruine borst. De vleugeldekveren zijn bruin-grijs gekleurd. De bovenzijde van het lichaam is bruin met donkere lengte strepen. De staart is donker en wanneer hij vliegt vallen de witte buitenranden op.

De vrouwtjes zijn onopvallend groenbruin van kleur, maar met gele accenten aan de onderkant. In het winterkleed lijken de vrouwtjes en mannetjes op elkaar.

Geelgorzen leven in kleinschalig boerenland met houtwallen, singels en bosjes, heide met opslag, hoogveen met opslag, drogere zandgronden. Maakt altijd gebruik van hogere (solitaire) bomen als zangpost, en broedt graag in een insect- en zaadrijke omgeving.