woensdag 2 november 2016

Vinken zijn trek- en standvogels

Vanmorgen heb ik een paar foto's gemaakt tijdens lichte regen. Zwaar bewolkt weer dus. Mondjesmaat kwamen een paar vinken te voorschijn. Ook de vogels blijven liever droog, en verschuilen zich op veilige droge plaatsen.

Het vinken vrouwtje.

De meeste Nederlandse vinken zijn standvogels, maar een deel trekt over grote of minder grote afstand naar het zuiden om te overwinteren. Vogels die broeden in het noorden en noordoosten van Europa trekken tussen half september en eind november naar het zuiden en zuidwesten van Europa en naar noordelijk Afrika. Voorjaarstrek van vanaf februari, maar vooral in maart en april, met in de voorhoede de mannetjes, die meestal ook het minst ver weg trekken. Vooral dagtrekker, trekt in groepen en laat zich stuwen door groot open water.

Het vinken mannetje.

Het aantal vinken is door grootschalige bosaanplant begin 20e eeuw sterk toegenomen. Ook de bosaanleg in de Flevopolder heeft gezorgd voor een forse toename van het aantal vinken in Nederland. De vink is net als de merel een zeer algemene broedvogel in ons land.

                      

Afbeelding links: Tellingen van 1998-2000. Deze kaart is gebaseerd op de Atlas van de Nederlandse Broedvogels (Sovon 2002). Weergegeven is de relatieve dichtheid per vierkante kilometer.

Afbeelding rechts: Tellingen van 2010-2014. Deze kaart is gebaseerd op het Punt Transect Tellingen project (PTT). Weergegeven is het gemiddeld aantal exemplaren per telroute. Routes waar de soort niet is waargenomen zijn apart aangegeven (geen landelijke dekking).

De vinken vliegen tijdens de trek in groepen. In een golvende vlucht roepen ze zacht ’tjup, tjup’. Ze volgen vaak een kust en reizen soms samen met kepen (’kep, kep’), groenlingen (onverstaanbaar geneuzel) en andere zangvogels. De vink is met naar schatting zes- à zevenhonderdduizend paren één van de talrijkste broedvogels van Nederland. Waar bomen zijn, zijn vinken. Beukenbomen zijn hun favoriet, want ze zijn gek op beukennoten. Ook ’s winters zijn vinken algemeen in bossen, parken, tuinen en zelfs in het open land. Als er maar wat te eten is. Ze zijn dol op zonnebloempitten, vetbol en gepelde pinda's.

Zowel in de zomer als in de winter zijn er vinken. De vink is wat je noemt een standvogel. Maar die vinkentrek dan? Een vangstation om vogels te ringen wordt soms nota bene vinkenbaan genoemd. Weinig vogels trekken zo massaal door als de vink. Met honderdduizenden golven ze door de lucht. Zaterdag 4 oktober (2016) organiseerde Vogelbescherming Nederland de jaarlijkse grote vogelteldag. De vink was de meest geziene gast van 204 vogelsoorten. Er werden 212.440 vinken geteld, zowat twee-vijfde van de 584.219 vogels in totaal. De spreeuw, vorig jaar op 1, haalde nu de tweede plaats. Op één dag 212.440 vinken; hoeveel zouden er die dag over het hoofd gezien zijn? En met hoeveel zouden ze gedurende de hele herfst passeren? Niet met honderdduizenden maar mogelijk met miljoenen.

De vinken van Scandinavië, Finland, Noord-Rusland en de Baltische landen overwinteren in Zuidwest-Europa. Onderweg naar Engeland, Ierland, Frankrijk en Engeland passeren ze de Benelux, waar sommige de hele winter blijven