De veldmuis knabbelt aan een pinda.
De veldmuis behoort tot de woelmuizen. Woelmuizen kenmerken zich door een meer gedrongen, ietwat lompe bouw, een stompe kop met kleine ogen en oren. De staat is korter dan het lichaam (tot maximaal 80 % van kop-romplengte). Verder staan woelmuizen bekend om hun uitzonderlijke voortplantingsvermogen wat soms tot ware plagen kan leiden.
De veldmuis heeft op zijn rug een dof geel- tot bruingrijze, zachte vacht en zijn buik is vuilwit tot lichtgrijs. Er zijn vele kleurvariƫteiten. De vacht is kort en oogt glad. Hij heeft een relatief korte, behaarde staart die aan de bovenzijde donkerder gekleurd is dan aan de onderzijde. Hij heeft een stompe snuit met korte snorharen en kleine, donkere ogen. De binnenzijde van het oor is met korte, stijve haren bezet.
Afmetingen: lengte kop-romp: 90-130 mm, lengte staart: 25-45 mm, gewicht: 14-45 gram.
In Nederland komt de veldmuis overal verspreid voor, behalve op de Waddeneilanden (wel op Ameland en Schiermonnikoog). Sinds de jaren ’50 ook in de polders van zuidelijk en oostelijk Flevoland. De veldmuis komt voor in open gebieden met grassen en/of granen, zoals graanakkers, wegbermen, dijken, spoorwegtaluds, slootkanten, boomgaarden, graslanden en klavervelden. Ze hebben een voorkeur voor drogere gebieden met kort gras. Ze ontbreken in drassige streken, bossen en in gebieden met hoge begroeiing.
Veldmuizen zijn vooral 's nachts en in de schemering actief en overdag iets minder. Per etmaal hebben ze ongeveer tien perioden van activiteit. Deze activiteitsperioden worden afgewisseld met rustpauzes van ongeveer twee uur. Veldmuizen komen bijna allemaal tegelijkertijd tevoorschijn om te gaan eten. Waarschijnlijk is dit om de kans op predatie door roofdieren te verkleinen, Ze klimmen en springen zelden of nooit. De veldmuis houdt geen winterslaap.
De veldmuis eet voornamelijk plantaardig voedsel zoals groene delen van grassen, russen en kruiden. Daarnaast eet hij zaden, graankorrels, wortels, knollen, vruchten, bladeren, mos, klaver en koolzaad. Soms eet hij ook spinnen of wormen. De veldmuis sleept voedsel naar zijn hol om een voorraad aan te leggen. In de winter eet hij schors van jonge bomen en eet hij van aangelegde voedselvoorraden. Hier gaan ze heel zuinig mee om.
De veldmuis heeft veel natuurlijke vijanden, zoals hermelijnen, wezels, vossen, roofvogels, uilen, mollen, meeuwen, kraaien en reigers. De wezel is hiervan de gevaarlijkste voor de veldmuis, omdat deze hem tot in zijn hol kan volgen. De urine die veldmuizen overal achterlaten geeft ultraviolet licht af dat door roofvogels waargenomen kan worden.