Het is nog vroeg op het seizoen en de echte winter is nog niet begonnen, maar het lijkt erop dat twee factoren de opvallende afwezigheid van tuinvogels op dit moment kunnen verklaren: het grote noten- en zadenaanbod en een rot slecht broedseizoen.
De vink zoekt voedsel op de grond.
Vooral zaadeters zoals mezen en vinken laten zich voorlopig maar moeilijk verleiden tot een tuinbezoek. Logisch: met een ongezien topjaar voor beukennootjes en een ruim aanbod van bessen is er relatief veel voedsel te vinden in de natuur. Vogels besparen zich dan de risicovolle onderneming om zich in de buurt van mensen, ramen en huiskatten te laten zien. Ze zijn daarnaast ook veel meer vertrouwd met natuurlijk voedsel. Vandaag ben ik gaan zoeken naar b.v. Lijsterbes struiken die nog bessen dragen. Die bessen lijken intussen opgegeten. Natuurlijk ben ik nog niet overal geweest, maar nergens in bosranden waar de lijsterbes voorkomt kleurt nog rood. Ook in onze tuin, waar de Kardinaalsmuts veel voorkomt, zijn de meeste bessen opgegeten.
Daarnaast beleefden veel typische tuinvogelsoorten een bar slecht broedseizoen als gevolg van het koude en natte voorjaar. Dat sommige Koolmezen twee weken geleden nog een broedpoging ondernamen, toont aan dat ze tot op het laatste moment hebben geprobeerd om de slechte resultaten nog enigszins recht te zetten. Vogels laten zich dus niet alleen minder zien: dit jaar zijn er wellicht ook minder ten gevolgen van een slecht broedseizoen.
Dan blijft het nog afwachten wat de, uit het noorden afkomstige wintergasten gaan doen. Wordt het koud, zakken er dan alsnog grote aantallen Kepen en Sijzen af? Kunnen we nog meer Pestvogels of lijsters verwachten als de bessen ten noorden van ons op raken? De bessen zijn hier immers ook bijna op. Dat zijn vragen waar alleen de winter een antwoord op kan brengen.
Deze merel heeft nog Kardinaalsmuts op de menukaart.
Wat dan met het voeren? Vogels voeren is iets wat je niet tijdelijk doet, maar de hele winter door. Als je op regelmatige basis voedsel aanbiedt, krijgen vogels zekerheid. Het is een stok achter de deur als de natuurlijke voedselbronnen om één of andere reden niet meer voldoen of plotseling onbereikbaar worden, bijvoorbeeld door sneeuw.
Bovendien kan de kou snel toeslaan. In koude periodes verliezen vogels tot 10% van hun lichaamsgewicht; ze moeten immers hun lichaamstemperatuur van 40° Celsius behouden. Kleine vogels verliezen meer energie omdat hun contactoppervlak met de koude omgeving verhoudingsgewijs groter is in vergelijking met hun volume.
Zeker wanneer de dagen kort zijn, zoals nu, moeten ze snel en efficiënt aan hun voedsel geraken. Een garantie op regelmaat is dan mooi meegenomen. Vogels die weten waar ze terecht kunnen, moeten minder lang zoeken naar voedsel. Dat spaart energie en zo maken ze een grotere kans om het te halen wanneer de koude plots aanbreekt. Voer niet meer als ze dagelijks opnemen, anders trekt het muizen en ratten aan.
Op sommige voederplaatsen neemt het aantal vogels al wel toe, maar vergeet niet dat bepaalde factoren daar een belangrijke invloed kunnen hebben: voldoende variatie in het aanbod, de afwezigheid van katten, een voldoende veilige en rustige tuin, vegetatie als schuilplaats.
Voederen blijft dus belangrijk, al zijn er wel een paar extra aandachtspunten nu het gefladder nog op zich laat wachten. Voeder in deze aanloopfase met mondjesmaat en regelmatig - en houd nauwlettend in de gaten wanneer de voorraad slinkt. Bijvoeren met gepelde pinda's en zonnebloem pitten is goed voor de opbouw van de vetvoorraad en het aanvullen van de nodige vitamine's. Voedsel dat niet opgegeten wordt kan gaan ontkiemen of beschimmelen. Haal de overgebleven voedsel regelmatig weg. Maak de gehele omgeving rond de voerplaats regelmatig schoon en vervang het voer, vooral na een regenperiode.