Beide zijn dol op gepelde pinda's.
Bijvoeren in de winter
In de koude en gure wintermaanden gebruiken vogels heel veel energie om zich op temperatuur te houden. In de herfst bouwen ze reserves op voor de winter. U kunt ze dus gerust bijvoeren. Vogels proppen zich niet vol als hun honger gestild is. Ook verleren het ze niet om zelf voedsel te vinden. Het kost vogels in de winter veel energie om hun lichaamstemperatuur op 40 graden te houden. In een koude nacht verliezen kleinere soorten soms 10 procent van hun gewicht. Als extra energiebron kunt u vetbollen en pinda’s ophangen.
Bij lichte vorst kunt u vers drinkwater aanbieden. Er wordt ook in gebadderd. Dit is geen probleem: het water rolt van de ingevette veren, dus bevriest niet. Bij strenge vorst kunt u beter geen open (warm) water aanbieden. Als er geen sneeuw ligt om op te pikken, kunt u ijs vergruizen zodat ze de ijssplinters kunnen oppikken. Erg koud in de buik, dus het kost energie, maar het voorziet in de vochtbehoefte.
Nestkasten ophangen al in het najaar
Hang een nestkast al in het najaar op. Vogels kunnen alvast wennen aan de kast en hem gebruiken als schuil- en overnachtingsplaats. Zorg voor een vrije aanvliegroute. Hang de nestkast op een rustige plaats, niet in de volle zon, of wind en regen. Hang de invliegopening daarom het liefst naar het noorden, noordoosten of oosten. Stop zelf geen materiaal zoals stro of zaagsel in het nestkastje.
Koolmees
Koolmezen zijn forse mezen die rondrommelen op de grond. Ze plukken en rukken gevallen natte bladeren opzij om er nootjes en kleine beestjes onder vandaan te halen. Die nemen ze dan mee naar een dikke, veilige tak om ze daar rustig te verorberen.
Pimpelmees
Pimpelmezen zijn wat kleiner en lichter en zitten in de toppen van bomen. Ze hangen ondersteboven aan doorbuigende twijgen om hun nootjes en beestjes te pakken te krijgen. Als ze ruzie hebben zetten ze hun kleine, lichtblauwe kruinveertjes overeind; dan lijken ze tenminste wat groter.