woensdag 4 mei 2022

Merel juveniel zoekt naar voedsel

Volwassen Merel mannelijke (Turdus merula) hebben een zwart verenkleed, een gele snavel en een oogring. Het vrouwtje is donkerbruin en haar keel en borst zijn iets lichter. Het vrouwtje en de juveniel zijn meer gecamoufleerd dankzij een donkerbruin verenkleed. Beide geslachten zijn territoriaal in hun broedgebied in bossen en tuinen. De merel is omnivoor en voedt zich met insecten, aardwormen, bessen, vruchten en slakken.


Merel juveniel zoekt naar voedsel

Dat merels prachtig kunnen zingen, heb je vast al wel eens gehoord. Maar weet je ook dat ze met hun snavel vrouwtjes lokken en dat ze slimme trucjes gebruiken om aan voedsel te geraken? Een zingend mannetje trekt de aandacht van een vrouwtje. Maar vooral de kleur van de snavel waar dat lied uitkomt, interesseert haar. Hoe feller oranje, hoe sneller haar hart gaat slaan. De kleur weerspiegelt zijn gezondheid. Intens oranje betekent dus een prima vader in spe.

Een juveniel heeft een donkere, hoornkleurige snavel en onopvallende oogring. Het verenkleed lijkt op dat van een volwassen vrouwtje, maar is ook licht gevlekt op de bovenzijde. Voordat hij vliegvlug is heeft de juveniel een gespikkelde borst, die lichter is gekleurd dan die van een volwassen vrouwtje. Over het algemeen zijn mannelijke juvenielen iets donkerder dan de vrouwelijke. Een mannetje van een jaar oud heeft al het zwarte verenkleed, maar de snavel en oogring zijn nog onopvallend gekleurd en de vleugels bruin gekleurd.

Merels zijn alleseters en voeden zich onder meer met wormen, insecten, slakken, bessen, brood, zaden, afval en diverse soorten vogelvoer. Ze hebben een territorium dat door het mannetje vinnig wordt verdedigd tegen soortgenoten en ook wel tegen kleinere vogels. Ze foerageren meestal hippend op de grond en in de grond hakkend. Daarbij werpen ze mos en bladeren op, een techniek waar het bos zelf ook van profiteert, want zo wordt de bodem verlucht. Als de vogels op zoek zijn naar regenwormen houden ze hun kop scheef, waarschijnlijk om bodemleven te horen.

Hun grote ogen zijn karakteristiek voor het feit dat ze ook oogjagers zijn, ze zoeken met andere woorden hun prooien door de grond af te speuren. Ook eten ze in de late zomer bessen en vlezige, zoete vruchten uit struiken en dat wordt hen soms kwalijk genomen door de fruittelers. De merel heeft een vrij grote, spitse snavel, die perfect aangepast is aan het eten van zaden en groter voedsel. Deze snavelvorm komt voor bij talrijke andere vogels van gemiddelde grootte. De scherpte maakt het mogelijk kleine deeltjes op te pikken, maar de lengte laat ook het verorberen van groter voedsel toe.

Merels stoten na het eten soms braakballen met daarin onverteerde zaden uit. Zaden van gegeten bessen kunnen kilometers verderop worden gedeponeerd. De vogel heeft zo een aandeel in de verspreiding van planten. Dit is ook in het belang van de eigen soort waarvoor zo een deel van de voedselvoorziening wordt verzekerd.