woensdag 25 mei 2022

Knobbelzwaan paar met vijf kuiken

Vanmorgen zag ik in Hapert bij de rioolwaterzuivering een koppel Knobbelzwanen met vijf kuiken. Broedt in waterrijke (half)open landschappen, zowel natuurgebieden als agrarisch cultuurland. Bij de rioolwaterzuivering in Hapert broeden zowat elk jaar een koppel Knobbelzwanen. De eileg loopt van april tot eind juni, vooral in april. Eén broedsel per jaar, meestal 5-8 eieren, broedduur 35-38 dagen, jongen blijven tot in winter bij ouders.


De Knobbelzwaan broedt in waterrijke (half)open landschappen, zowel natuurgebieden als agrarisch cultuurland. Bij de rioolwaterzuivering in Hapert broeden zowat elk jaar een koppel Knobbelzwanen. De eileg begint in de regel half maart en op z'n laatst tot eind juni. De meest broeden vooral in april. Ze broeden slechts één broedsel per jaar, met 5 tot 8 eieren. De broedduur neemt 35 tot 38 dagen in beslag. De jongen (nestvlieders) blijven tot in winter bij ouders. Bij nestvlieders zijn de jongen bij het uit het ei al deels in staat om voor zichzelf te zorgen. Ze hebben hun ogen open, hebben een (dons)vacht en kunnen zelf voedsel zoeken. Na een kort verblijf in het nest trekken ze er zelf op uit om hun kostje bij elkaar te scharrelen.

Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat hoofdzakelijk uit waterplanten. Met de brede snavel kan hij waterplanten gemakkelijk afbreken. De knobbelzwaan duikt nooit zo diep dat hij volledig onder water gaat. Soms zijn alleen de staart en de achterpoten te zien, als de zwaan op zijn kop staat en met de poten trappelt om de diepste planten op te vissen (grondelen). Ook graast hij op weiden.


De knobbelzwaan kan een spanwijdte van 2,40 meter bereiken. Hij is 140 tot 160 cm lang. Met zijn lange nek kan hij ver onder water reiken. Met 10 tot 12 kg behoort de knobbelzwaan tot de zwaarste vliegende dieren. Hij is ongeveer even groot als de wilde zwaan, maar veel groter dan de kleine zwaan. De knobbelzwaan is wit en heeft een oranjerode snavel. De kop en hals hebben een lichtgele schijn. De onbevederde huid aan de snavelwortel en om het oog, onder de voorhoofdsknobbel, is zwart. Ook de poten zijn zwart. De ruglijn is sterk gebogen. De hals wordt bijna altijd in een S-vorm gehouden. Die hals heeft het grootste aantal halswervels van alle vogels. De kop wordt altijd iets omlaag gebogen. De snavel is relatief breed. Er is weinig maar duidelijke seksuele dimorfie. Het mannetje is groter; hij heeft ook een zwaardere nek. Het mannetje heeft een knobbel bovenop de snavel; bij vrouwtjes ontbreekt die. In de lente zwelt die knobbel aan en wordt de snavel roder.