De Kolganzen arriveren bij dageraad
Er is al een paar jaar een lichte daling in het aantal overwinterende ganzen gaande. De winterpopulaties groeiden in een halve eeuw tijd naar een piek van 2,3 miljoen ganzen. Maar in de afgelopen drie winters is een duidelijke kentering zichtbaar. Nederland is het belangrijkste ganzenland in Europa. Hun aantallen worden in het winterhalfjaar systematisch geteld door een landelijk netwerk met inzet van honderden vrijwilligers. De opvallendste ontwikkeling is de omslag bij arctische ganzensoorten. In de laatste drie winters arriveren kolganzen en toendrarietganzen beduidend later in het najaar en blijven de piekaantallen ook bij veel andere ganzensoorten lager dan voorheen. Daardoor valt de optelsom van het aantal verblijvende ganzen per maand in de recente winters lager uit.
De kolgans zoals wij die kennen is het duidelijkste voorbeeld van de verandering. Sinds 2017 arriveren de meeste kolganzen pas ver na oktober in Nederland. De meest aannemelijke verklaring voor deze verlate aankomst is dat ze tegenwoordig een langere tussenstop maken in het Oostzeegebied. Landen als Zweden en Denemarken melden bovendien steeds grotere aantallen ganzen in de wintermaanden. Zachtere winters zorgen bij een aantal soorten voor een duidelijke noordoostwaartse verschuiving in het winterareaal.
Daarnaast spelen veranderingen in de landbouw de ganzen in de kaart. Zo blijven kleine rietganzen tegenwoordig grotendeels in Denemarken en profiteren daar van een uitgebreid aanbod van oogstresten van maïs. De combinatie van een late aankomst en lagere aantallen zorgt er bij ons voor dat totale bezoek afneemt. Dat zien we niet alleen bij de ganzen, maar ook bij een soort als de kleine zwaan, die ook steeds vaker ten oosten van ons de winter over blijft.