Op oude houtsnipperstortplaatsen zijn vaak mooie en minder bekende paddenstoelen en zwammen te vinden. Zo ook op de tijdelijke blad- en houtsnipper stortplaats naast de gemeentewerf in Lage Mierde. Vanmorgen vond ik de invasieve Geaderde leemhoed in de houtsnipper bij de Gemeentewerf in Lage Mierde. Deze paddenstoel is pas in 2003 in ons land bekend. Sindsdien heeft de soort zich invasief verspreid.
De Geaderde leemhoed is in 2003 in Nederland beschreven als een nieuwe soort voor de wetenschap en heeft zich sindsdien snel over ons hele land verspreid. De laatste jaren wordt deze soort ook in de ons direct omringende landen gevonden. Vindplaatsen in deze landen suggereren een snel groeiend verspreidingsgebied vanuit Nederland. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van deze soort is niet bekend. De geaderde leemhoed is tot nu toe uitsluitend gevonden op snipper-, blad- en composthopen. Op deze hopen komen tal van verschillende soorten paddenstoelen voor die elkaar vaak in successie opvolgen.
De Geaderde leemhoed verspreidt zich snel en is nu, amper negen jaar later, een algemeen in Nederland voorkomende soort die vaak als eerste snipperhopen koloniseert. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de Geaderde leemhoed andere soorten verdringt en dat hierdoor de biodiversiteit van dit bijzondere milieu verarmt. Het gaat hierbij om de achteruitgang van zowel andere recent in Nederland aangekomen soorten maar ook om oorspronkelijk Nederlandse soorten. Invasief gedrag van paddenstoelen is een moeilijk te onderzoeken fenomeen omdat de vruchtlichamen vrijwel het enig zichtbare deel van de paddenstoel zijn. Wat zich aan concurrentie strijd onder de grond afspeelt tussen diverse soorten is moeilijk te meten. Het speciale en vaak tijdelijke substraat en de grote vruchtlichamen maakt dat dit bij de geaderde leemhoed gemakkelijker te volgen is.
In de afgelopen 40 jaar zijn snipperhopen stormachtig veroverd door verschillende soorten paddenstoelen. Sommige van deze soorten worden vrijwel uitsluitend gevonden op dit substraat. Het onderzoeken van concurrentie tussen paddenstoelen onderling is moeilijk. Snipperhopen daarentegen bieden hier wel een mogelijkheid voor door het relatief schone materiaal en doordat de hopen meestal een kortstondig bestaan hebben. Onderzocht is de aanwezigheid van de vijf meest voorkomende soorten paddenstoelen op dit substraat. Deze varieert voor de gekozen soorten tussen de 67,4% tot 100% op snipperhopen. Bij het samenstellen van een eerdere grafiek zijn waarnemingen uit het NMV- bestand gebruikt over de periode 1966-2005.
De opmars van de Geaderde leemhoed (Agrocybe rivulosa) een oorspronkelijk uit Nederland voor het eerst beschreven soortzet zich voort. Maar ook de Oranjerode stropharia (Psilocybe aurantiaca) en de Blauwplaatstropharia (Psilocybe rugosoannulata) die allebei uit Australiƫ afkomstig zijn doen het ook heel goed. In de grafiek vallen deze beide soorten op door hun explosieve toename. Blijkbaar hebben ze onderling weinig last van concurentie. Opvallend is ook de neerwaartse knik in de grafiek van de Fluweelleemhoed (Agrocybe putaminum) en de Houtsnipperstropharia (Psilocybe percevalii) vanaf het moment dat de Geaderde leemhoed verschijnt. Deze trend heeft zich doorgezet vanaf 2005 en is wellicht het gevolg van concurrentie binnen de snipperhopen van zowel de Geaderde leemhoed, de Oranjerode stropharia en de Blauwplaatstropharia. Overigens zijn alle vijf beschouwde soorten mogelijk door menselijk handelen in Nederland terecht gekomen.
Gedurende de beschouwde periode is het versnipperen verder toegenomen. Alleen worden de laatste jaren snippers in toenemende mate afgevoerd naar verbrandingsinstallaties om energie mee op te wekken. Houtsnippers zijn geld waard geworden. Door het verdwijnen van grote snipperhopen zijn er minder vestigingsmogelijkheden voor snipperpaddenstoelen. Dit is zeer waarschijnlijk waarom de laatste jaren deze soorten minder worden waargenomen. Deze trend zal zich waarschijnlijk doorzetten. Omdat in de totaalgrafiek 1966-2010 de totalen over 5 jaren zijn opgeteld is nog sprake van een stijging.
Bron:
Nederlandse Mycologische Vereniging (NMV)