Het muizenstaartzwammetje is een klein zwammetje dat parasiteert op kegels van naaldbomen. Meestal liggen de kegels deels onder de humus. Vanmorgen zag ik er enkele onder de sparrenbomen liggen in de bossen net buiten de bebouwde kom van Netersel, langs de Fons van der Heijdenstraat. In het mos zijn ze nog mooier als direct onder de boom in de humus. Dus heb ik ze voor de foto in het mos gelegd.
De Muizenstaartzwam is een klein zwammetje dat groeit op half of geheel begraven dennen of sparrenkegels. Meestal zitter er een paar exemplaren op een kegel. Het hoedje is aan de rand iets om de lamellen gerold. De kleur is rossig bruin met lichtere rand en donkerder centrum. De lamellen staan zeer dicht op elkaar. De steel is veel langer dan de hoeddiameter. Het bovenste deel is fijn bepoederd, het onder de grond zittende deel heeft afstaande, stijve haren. Vandaar de naam Muizenstaart.
De vruchtlichamen met dun vruchtvlees hebben aanvankelijk een bijna halfronde, later uitgespreide en ronde hoed, die een diameter bereikt van 0,5 tot 2 cm. Het gladde oppervlak vertoont bij nat weer een vleesbruine kleur en bij droog weer een okerbruine kleur; de rand is lichter getint. Er zijn witachtige, voorbijgaande schilfers op het hoedoppervlak. De cilindrische steel is 1 tot 4 (-8) cm lang en 1 tot 2 mm dik. Het is grijs-roodachtig, donkerbruin naar de basis toe en heeft een kraakbeenachtige consistentie. De steel is vol als hij jong is, maar hol als hij oud is. Het onderste uiteinde van de steel eindigt in een kale, wortelachtige verlenging.