zondag 8 september 2019

Beleven pleisterplaats voor de Lepelaars

Vanmorgen telde ik op het Beleven in Reusel 23 Lepelaars. Ze zaten allemaal ver weg. Omdat ik met een 700 mm telelens werkte had ik ook nog last van een trillend beeld, veroorzaakt door het vocht wat door de opwarming van de zon als damp opsteeg. Dat is vergelijkbaar met een luchtspiegeling. Dat gaat natuurlijk ten koste van de beeldscherpte. Maar ja, het is zoals het is.

De Lepelaars op het Beleven, met z'n achttiene op een rij (waarvan een in de lucht).

De Lepelaartrek is al weer bijna een paar weken aan de gang. De lepelaars die in West-Europa broeden, overwinteren vooral langs de West-Afrikaanse kust, zoals in het tropische waddengebied Banc d’Arguin voor de kust van Mauretanïe. Een klein deel blijft in Europa en overwintert langs de kusten van Frankrijk, Spanje en Portugal. Soms worden er in Nederland overwinterende lepelaars gezien.

De trekkende lepelaars rusten onderweg op verschillende plekken uit om weer op krachten te komen. Die rustplekken zijn van levensbelang voor trekvogels. Een van die plaatsen is het Beleven in Reusel. Hoe langer de reis, hoe langer de lepelaars nodig hebben om tussendoor op krachten te komen. Dat is ook de rede dat groepen Lepelaars weken op het Beleven blijven voordat ze weer verder vliegen. In totaal kan de hele trektocht wel twee maanden duren. Tijdens de trek gaat ongeveer 60% van de jongen dood door jacht, roof, uitputting en vooral hoogspanningskabels.

Begin februari vertrekken de lepelaars weer uit hun overwinteringsgebieden. Vanaf februari / maart zien we ze terug in Nederland. De terugreis wordt nog vaker onderbroken. Friesland is de laatste verzamelplaats. Van daaruit vliegen de vogels door naar hun broedkolonies in het hoge noorden. In 2008 zijn op Schiermonnikoog lepelaars voorzien van zenders. Door deze vogels te volgen hopen onderzoekers meer inzicht te krijgen in de doodsoorzaken tijdens de trek.


Lepelaars zoeken hun voedsel in ondiep water en ondiepe geulen. Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (o.a. stekelbaars en amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven en andere ongewervelden). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (o.a. garnaal, jonge platvis). Het voedselgebied strekt zich uit tot op 40 km van de broedkolonie. In de nazomer verzamelt de soort zich in de grote wateren met een gunstig voedselaanbod en veilige rustplaatsen, zoals Lauwersmeer, IJsselmeerkust, Oostvaardersplassen en het Wadden- en Deltagebied.