De ijsvogel man, wakend bij het nest
Na de boterzachte winter van 2013/2014 zagen vogeltellers het al aankomen: de ijsvogel zou zich gaan profiteren. Doordat de viswateren van ijsvogels niet dichtvroren, wisten ze gemakkelijk te overleven. Hoewel de naam van de soort anders doet vermoeden, zijn ijsvogels niet winterhard en treedt er flinke sterfte op als het een tijdje vriest. In de jaren 2009-2013, die wat koude winters kenden, nam de ijsvogel sterk af. In 2013 resteerde nog maar een derde van de aantallen uit 2008. Na echt strenge winters, zoals we midden jaren tachtig en negentig beleefden, kunnen de aantallen letterlijk gedecimeerd zijn.
Drie legsels
In het voorjaar van 2014 begonnen ijsvogels vroeg, al eind maart, met broeden. Veel paartjes brachten drie legsels groot. Intensief telwerk van specialist Jelle Harder liet zien dat driekwart van de paren voor een derde keer over ging tot broeden. Harder noteerde in zijn werkgebied in de Gooi- en Vechtstreek een stijging van 11 naar 41 paren. Die zouden bij elkaar ongeveer 600 jonge ijsvogels hebben geproduceerd. Dankzij dit imposante vermogen om veel jongen te produceren, kan de populatie ijsvogels dus ineens opveren. Bedenk daarbij dat voor ieder jong gemiddeld eens per uur een visje of groot waterinsect wordt gevangen.
Hooggespannen verwachtingen
Ook de winters van 2014/2015 en 2015/2016 kende geen lange vorstperioden. Na nog zo’n zachte winter zijn de verwachtingen voor 2017 hooggespannen: gaat de ijsvogel richting het recordjaar van 2008? Toen waren er naar schatting zo’n 1.000 broedparen; voor ons land het hoogst bekende aantal ooit. Broedvogeltellers komen op dit moment weer opvallend veel ijsvogels tegen. Langs steile slootkantjes bijvoorbeeld, of bij afgekalfde oevers van grote rivieren. Daar weten ze geschikte plekken te vinden om de minimaal 50 centimeter lange nestgang te graven.