donderdag 10 september 2015

Libellen, sprinkhanen en cicade's

De zon was weer teruggekeerd, dus nog eens met het fototoestel naar de Reuselse Moeren. De sprinkhanen en libellen lieten zich op de gevoelige plaat zetten.

De Blauwe glazenmaker

De Blauwe glazenmaker
De Blauwe glazenmaker (Aeshna cyanea) is een echte libel uit de familie van de glazenmakers (Aeshnidae). De blauwe glazenmaker is een van de meest waargenomen libellen. Het is een van de grotere soorten uit dit geslacht met een grootte van 67-76 mm. Het hoogtepunt van het vliegseizoen is in de maanden juli en augustus. Voor juni en na oktober wordt de blauwe glazenmaker zelden waargenomen.

Het mannetje heeft bovenop de eerste acht segmenten van het achterlijf (S1-S8) gepaarde groene vlekken, die contrasteren met de samengevloeide blauwe vlekken op S9 en S10. In het veld is dit blauwe achterlicht het duidelijkste kenmerk. Jonge exemplaren en vrouwtjes hebben hetzelfde vlekkenpatroon, maar alle vlekken zijn groen. Over het borststuk loopt een dikke zwarte band van de kopaanhechting naar de vleugelaanhechting. Aan de zijkant van het borststuk lopen twee smallere zwarte banden, waarvan de middelste incompleet is. Hij wordt vaak op dezelfde plekken gezien als de paardenbijter (Aeshna mixta), die kleiner is en een kenmerkende spijker op S2 heeft.

De moerassprinkhaan (Stethophyma grossum)

De Moerassprinkhaan (Stethophyma grossum) is een rechtvleugelig insect uit de familie veldsprinkhanen (Acrididae), onderfamilie Calliptaminae. De moerassprinkhaan is de bontst gekleurde soort die in Nederland en Belgiƫ in het wild voorkomt. De kleur is groengeel tot geel met duidelijk helderrode achterheupen en een gele achterdij. Op de achterdijen zijn rijen stekeltjes aanwezig die zwart van kleur zijn en daardoor duidelijk afsteken. De lichtgeel gekleurde randen van het halsschild zijn duidelijk naar elkaar toe gebogen. Zowel mannetjes als vrouwtjes zijn langgevleugeld waarbij de vleugelpunt voorbij de achterlijfspunt reikt. Soms komen rode vlekken voor op kop, lichaam en poten waarbij ook de antennes roodachtig kunnen zijn.

Het is een van de grootste soorten van Nederland, de wetenschappelijke soortnaam grossum verwijst hiernaar en betekent 'groot'. Mannetjes bereiken een lengte van 16 tot 25 millimeter, de vrouwtjes zijn 28 tot 35 mm lang[1]. De vrouwtjes zijn dus duidelijk groter dan de mannetjes, bij de meeste sprinkhanen is er enige overlap tussen de seksen. De moerassprinkhaan is door zijn bonte kleuren met geen enkele andere soort in de Benelux te verwarren.

De krasser (Chorthippus parallelus)

De Krasser (Chorthippus parallelus) is een rechtvleugelig insect uit de familie veldsprinkhanen (Acrididae), onderfamilie Gomphocerinae. De kleur is zeer variabel en kan groen, rood, bruin, geel of zelfs paars zijn. De meeste exemplaren zijn groen, met een brede bruine streep van bovenop de kop tot over de voorvleugels. De opstaande randen van het halsschild zijn licht gebogen, het halsschild heeft een dwarsgroef. De krasser is meestal kortvleugelig, soms komen langvleugelige exemplaren voor. De vleugels van de mannetjes zijn korter dan het achterlijf, die van de vrouwtjes zijn gedegenereerd tot kleine flapjes. Op de voorvleugel is een chorthippuslobje aanwezig. Mannetjes bereiken een lengte van 13 tot 16 millimeter, de vrouwtjes zijn 18 tot 22 mm lang.

De Groene cicade (Cicadella viridis)
De Groene cicade (de laatste twee foto's uit deze serie) is slechts 6 tot 9 mm lang. Deze cicade is in grote delen van Europa zeer algemeen, en wordt in sommige streken zelfs als plaag beschouwd vanwege de schade aan gewassen. In BelgiĆ« en Nederland veroorzaakt deze soort echter weinig problemen. De cicade is te zien van april tot november en het voedsel bestaat uit plantensappen die worden opgezogen uit meerdere planten, echter vooral grassen. De groene cicade is dan ook het algemeenst in grassige gebieden maar komt ook wel in tuinen, bossen en moerassen voor.

Het lichaam wordt 6 tot 9 millimeter lang en heeft een glanzende groene kleur en is sterk zijwaarts afgeplat, de dekschilden zijn over elkaar gevouwen en de vleugels zitten eronder. De ogen zitten aan de zijkant van de kop en de achterste poten zijn sterk gestekeld. Vooraan de kop is een gelige uitstulping te zien waaronder de monddelen zitten. Het is een van de weinige insecten waarbij de mannetjes en vrouwtjes een andere kleur hebben; vrouwtjes hebben grasgroene dekvleugels, die van mannetjes zijn blauwgroen tot blauwzwart. De voorzijde van de kop, de poten en de buik hebben een gele kleur. De groene cicade kan goed springen en ook ver wegvliegen na een sprong.