vrijdag 11 september 2015

Vlinders, spinnen en sprinkhanen

De Kleine vuurvlinder, Viervlekwielwebspin en Grote groene sabelsprinkhaan zitten op de weide van de Reuselse Moeren.

De Kleine vuurvlinder
 
De Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas)
De kleine vuurvlinder is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes. De wetenschappelijke naam phlaeas betekent "vol" of "overlopend van" en is de bijnaam van diverse Griekse goden. De naam werd, als Papilio phlaeas, in 1761 door Carl Linnaeus aan de vlinder gegeven, waarbij hij verwees naar eerdere beschrijvingen en afbeeldingen ervan door Merian, Petiver en Ray. De naam phlaeas nam hij niet van een eerdere auteur over maar gaf hij zelf.

De bovenzijde van de voorvleugel is oranje met onregelmatige zwarte vlekken en een bruine rand. Aan de onderzijde is de tekening vergelijkbaar, maar met een licht grijsbruine bruine rand en lichter oranje. De achtervleugel is aan de bovenzijde bruin met wat zwarte vlekken en een oranje veld bij de achterrand. De onderzijde is licht grijsbruin en heeft een heel onduidelijke tekening: hieraan is de soort in Europa gemakkelijk van andere vuurvlinders te onderscheiden. Bij sommige ondersoorten buiten Europa is echter een duidelijke oranje band langs de achterrand van de vleugel te herkennen.

Het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke exemplaren is niet zo groot: aan de onderzijde zijn de zwarte vlekjes op de voorvleugel van het vrouwtje groter en meer ongeordend. In zeer kleine aantallen worden exemplaren waargenomen met een lichtgele of witte in plaats van het oranje tekening. Met een voorvleugellengte van rond de 13 millimeter is de kleine vuurvlinder een vrij kleine vlinder.

De Viervlekwielwebspin

De Viervlekwielwebspin (Araneus quadratus)
De Viervlekwielwebspin behoort tot de familie van wielwebspinnen. De kleuren kunnen verschillen van roodbruin tot geelgroen, maar toch is de spin makkelijk te herkennen. Er bevinden zich namelijk vier grote witte vlekken op de rug van de spin en de poten zijn gestreept.

Meestal zit de spin in het midden van zijn wielweb te wachten op een prooi. Een veel voorkomende prooi is de sprinkhaan, op de foto's in deze serie heeft de spin een Groene cicade te pakken. Het web bevindt zich namelijk vaak laag bij de grond in grasland. Het vrouwtje kan een grootte bereiken van 14 tot 20,5 millimeter; het mannetje wordt slechts 7 tot 11 millimeter.

De Grote groene sabelsprinkhaan

De Grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima)
De Grote groene sabelsprinkhaan is een insect uit de sprinkhanenfamilie sabelsprinkhanen (Tettigoniidae), onderfamilie Tettigoniinae. Deze soort wordt ook wel gewoon als groene sabelsprinkhaan benoemd en abusievelijk wordt de wetenschappelijke naam wel eens als Tettigonia viridis geschreven.

De lichaamskleur is groen, meestal zonder vlekken, soms komen geheel gele exemplaren voor. Op het midden van de rug loopt een bruine streep, van bovenop het halsschild tot de vleugelbasis, en de achterpoten zijn ongeveer twee keer zo lang als de andere twee paar. De twee voelsprieten zijn even lang als het lichaam. De totale lengte ligt ongeveer rond de 8 centimeter, waarvan de vleugels of de legbuis ongeveer de helft bepalen. Het mannetje wordt exclusief vleugels 28 tot 34 millimeter lang, het vrouwtje 27 tot 38 mm.

Bij het mannetje zijn de vleugels langer, maar deze heeft geen legbuis. Deze iets gekromde en zijdelings afgeplatte legbuis, vandaar de naam sabelsprinkhaan, wordt onterecht nog wel eens aangezien voor een angel, maar geen enkele sabelsprinkhaan kan ermee steken. Mannetjes hebben relatief lange, naar achteren wijzende cerci. Het verschil met de wrattenbijter (Decticus verrucivorus) is dat de legbuis in tegenstelling tot laatst genoemde soort naar onder gekromd is, ook heeft een wrattenbijter onder andere kleinere vleugels en een meer gedrongen lichaam.