woensdag 19 oktober 2022

Grote oranje bekerzwam in de zandweg berm

Vaak ga je op zoek gaan naar mooie paddenstoelen, maar de kans dat je ook daadwerkelijk iets bijzonders vindt is niet zo groot als je zou willen. Paddenstoelen in overvloed, dat wel. Maar na een aantal jaren zie je de gewone paddenstoelen wel staan, maar meer dan er naar kijken doe je vaak niet. Anders is het als je iets bijzonders vindt. Zeker als ze ook nog mooi gekleurd zijn. Zo ook vanmorgen, toen ik een 50 tal Grote oranje bekerzwammetjes zag staan.


De Grote oranje bekerzwam groeit in loof- en gemengd bos, lanen, parken en gazons, op vrijwel voedselrijke klei, leem of zand kale bodem.

De Grote oranje bekerzwam (Aleuria aurantia) doet enigszins denken aan weggeworpen sinaasappelschillen. De vruchtlichamen verschijnen van de late zomer tot de herfst, meestal in groepen, vaak in grote aantallen, op de grond, voornamelijk op open, zonnige plaatsen. De beker heeft een doorsnede van 1 tot 12 cm en is van binnen oranje. Bij jonge exemplaren is het bijna bolvormig, later komvormig met gebogen randen, bij oudere exemplaren is het bijna vlak, rond, gelobd en met golvende randen. De steel ontbreekt. De binnenste laag waarin de sporen worden gevormd is glad, geelrood via oranje tot tinbruinrood van kleur, de buitenzijde is licht fluweelachtig, witachtig tot lichtgeelbruin van kleur.

Het oppervlak aan de binnenzijde is vruchtbaar. De opvallende schimmels variƫren in kleur van lichtoranje tot zeer diep oranjerood in de beker, terwijl het onderste (buitenste, in bekervormige vruchtlichamen) oppervlak bleker is en bedekt is met een zeer fijn witachtig dons. De cups zijn aanvankelijk rond maar ontwikkelen al snel golvende randen en hebben de neiging om te splijten. Ze kunnen groeien tot een doorsnede van 10 cm, maar meestal niet groter dan 3 tot 6 cm. De binnenkant (hymeniaal of sporenhoudend) is glanzend en donzig aan de buitenkant. De onvruchtbare buitenkant van de beker is meestal 2 tot 4 cm hoog en is met myceliumdraden aan de grond bevestigd en heeft geen zichtbare steel.

De asci zijn te vinden in het oppervlak van de binnenkant. De asco-sporen zijn kleurloos, in lengterichting elliptisch, bedekt met een gaasversiering. De sporenmaat 16–24 × 8–12 micron.


Hij wordt gevonden in het bos als in de struiken, in het park, op de begraafplaats en in de tuin tussen de grassen. Deze soort groeit in het oosten en zuiden van Nederland op grazige plekken op leemhoudende of stenige bodem. Het mijdt kalkrijke gronden. Het is bijvoorbeeld vaak het eerste organisme dat op grote schaal verschijnt in de hopen zand en aarde die door rivieren en beken worden afgezet. Ze komen voor van de herfst tot en met de winter.

De herfst kleurt de Neterselse Heide

De herfstkleuren in de natuur worden steeds sterker. Zo ook op de Neterselse Heide. Vooral de Amerikaanse eik kleurt sterk. De Amerikaanse eik is er elk jaar als de eerste bij om het blad te laten afsterven, waardoor het groen uit het blad verdwijnt en de roodbruine kleur dominant wordt. Als het blad af begint te vallen wordt de bodem bedekt mat de kleurrijke bladeren.


De herfst kleurt de Neterselse Heide

De Neterselse Heide is een van de natuurgebieden waar de vergrassing aangepakt moet worden om de heide weer de kans te geven. Vergrassing is een wijd verbreidt probleem in veel Brabantse natuurgebieden. De Neterselse Heide is sinds 2004, toen gemeente Bladel het voor € 1 verkocht, eigendom is van het Brabants Landschap en is gelegen ten noorden van Netersel. Het gebied is 229 ha groot.


Als gevolg van een verminderde toestroming van grondwater in Neterselse heide ontstaat verzuring. Deze ligt diep en heeft daardoor een ontwaterende werking. Zowel Mispeleindse en Neterselse Heide en Landschotse Heide grenzen aan landbouwgebied. Vooral de zuidelijke gelegen landbouwgebieden zijn van nature de wat hoger gelegen water voedingsgebieden. Door een combinatie van factoren (grondwaterstandsdaling, eutrofiƫring, successie) zal heide vergrassen. Vooral lagere, natte terreindelen zijn vergrast met Pijpestrootje (Landschotse Heide, Mispeleindse en Neterselse Heide).


Grote bloedsteelmycena

De grote bloedsteelmycena (Mycena haematopus) is te vergelijken met de melksteelmycena, maar scheidt bij beschadiging een donkerroodbruin (cfr. bloed) vocht af in plaats van een witachtig (cfr. op melk gelijkend) vocht. De soort groeit meestal in groepen of bundels. Deze saprofytisch levende soort komt normaal voor op dood hout van loofbomen, vooral op beuken- en eikenhout. Sporadisch wordt de soort ook op naaldhout aangetroffen. De grote bloedsteelmycena wordt van de zomer tot de herfst waargenomen.

Het vruchtlichaam heeft een kegelvormige tot klokvormige hoed met een bultje en heeft een doorsnede tussen 1 en 3 centimeter.[1] Deze is variabel van kleur, van vleeskleurig over roodachtig tot purperbruin. De rand van de hoed is gekarteld. De cilindrische en holle steel is 4-8 cm lang en 1-3 mm breed. Het is glad, vaak licht gepoederd of gematteerd en roze-bruin of gekleurd zoals de hoed. Aan de basis is hij vaak donkerbruinrood tot bloedrood gekleurd.


Sombere honingzwam

De Sombere Honingzwam is een algemene Honingzwam welke meestal in bundels groeit, op zowel dood als levend loof- en naaldhout. Deze soort komt vooral voor op zandgrond. De hoed van de Sombere Honingzwam is vleeskleurig tot lichtbruin gekleurd en bevat donkere, vezelige schubjes. De vlokkige steel is meestal lichter gekleurd dan de hoed, bevat vaak donkere vlokjes en heeft een witte ring. De onderkant van deze ring bevat donkere vlokjes. Achter schors van dode bomen zijn vaak de zwarte rhizomorfen van Honingzwammen te zien.

De Sombere Honingzwam kan verward worden met de Echte Honingzwam ( Armillaria mellea ) en de Knolhoningzwam ( Armillaria lutea ). Het belangrijkste verschil met de Echte Honingzwam zit aan de onderkant van de ring: bij de Sombere Honingzwam is deze namelijk bezet met donkere vlokjes, terwijl deze ring bij de Echte Honingzwam aan de onderkant een gele randzone bevat. Tevens is de Echte Honingzwam doorgaans geler van kleur, is de hoed minder geschubd, zijn de lamellen witter van kleur en bevat de steel geen donkere schubjes.


Wit oorzwammetje

Het Wit oorzwammetje is een normaal voorkomende paddenstoelen soort die op allerlei soorten dood hout kan worden aangetroffen (vooral beuk, haagbeuk, eik en wilg). Het betreft meestal dunne takken, zowel gevallen exemplaren als dode takken aan een boom of struik die nog niet afgevallen zijn. In zeldzame gevallen kan de paddenstoel ook aan verdorde en halfverhoute stengels van kruidachtige planten verschijnen.

De hoed is klein, zelfs bij volgroeide exemplaren niet groter dan 3 centimeter, en heeft een karakteristieke vorm, als een waaier die over een hoek van 180 tot 360 graden (een halve tot een volledige cirkel) geopend is. Het hoedoppervlak is wit, met gebroken witte of grijze schaduwtinten, en soms wat viltig van textuur. De hoedrand is bijna altijd bochtig en onregelmatig gegolfd. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk witachtig maar worden spoedig okerkleurig of bruinroze. Ze zijn dun en lopen straalsgewijs uit van het punt waar de hoed aan het substraat is gehecht. Meestal is er nauwelijks een steel aanwezig.

dinsdag 18 oktober 2022

Jonge en oude stadia Zwarte knoopzwammen

Gisteren ontdekte ik in Netersel op een stapel met zomereik- en beuken takken en stammen een aantal Zwarte knoopzwammen. Het was donker en het regende voortdurend. Vanmorgen ging ik terug om enkele nieuwe foto's te maken. Dat bleek de moeite waard te zijn. De jonge exemplaren kleurden veel beter, waardoor het verschil van de jonge en de oude stadia goed tot z'n recht komen.


Jonge exemplaren zijn half bolvormig, het hymenium is roodbruin, maar wordt snel mat tot glanzend zwart, de buitenkant is korrelig donkerbruin.

De Zwarte Knoopzwam (Bulgaria inquinans) is een vrij algemene Knoopzwam die vooral op dode, nog niet ontschorste takken van voornamelijk eiken en beuken wordt gevonden. Zelden wordt hij gevonden op takken van andere loofbomen. De jonge exemplaren zijn half bolvormig en de oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is. Het hymenium kan bij jonge exemplaren nog roodbruin zijn, maar dit wordt als snel mat tot glanzend zwart. Het hymenium is altijd glad, in tegenstelling tot de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) waarbij het hymenium klierwratjes bevat. De buitenkant is duidelijk korrelig en donkerbruin gekleurd. Ook dit kenmerk sluit de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) weer uit. Hierbij is de buitenkant ook ruw, maar deze is daarbij zwart gekleurd.

Het hymenofoor is een verzamelnaam voor de weefsels die het hymenium dragen. Zoals bij een plaatjeszwam zijn alle lamellen het hymenofoor en het hymenium is de laag van cellen aan de top van de plaatjes. Soms wordt de term gebruikt om het gehele vruchtlichaam van een paddenstoel aan te geven. De hymenofoor bestaat uit een pseudoweefsel (plectenchym). Een ontwikkelde hymenofoor dient om het oppervlak van het hymenium te vergroten, wat de productie van een groter aantal sporen mogelijk maakt en dus de kans vergroot dat de schimmel zich voortplant. Een hymenofoor kan echter ook ontbreken als de basidia direct aan het oppervlak worden gevormd, zoals bij de familie Clavariaceae. Deze vorm wordt vaak een gladde hymenofoor genoemd.


De jonge half bolvormig exemplaren met een roodbruin hymenium.


Oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is

De Zwarte knoopzwam heeft de wetenschappelijke naam Bulgarije inquinans. Soms aangeduid als de Black Bulgar, Bachelor's Buttons of Rubber Buttons, groeit meestal in groepen op gekapte stammen en gevallen takken van beuk en eik. Ze zien er misschien uit als zoethout of zwarte gumdrops (en in de Verenigde Saten worden ze ook wel eens Black Jelly Drops of Poor Man's Licorice genoemd), maar Black Bulgars worden niet als eetbare schimmels beschouwd en kunnen mogelijk gifstoffen bevatten.

Etymologie
Bulgarije, de geslachtsnaam, kan een verwijzing zijn naar een leerachtige huid - een leren buidel waarin wijn werd vervoerd. Alle andere suggesties zijn van harte welkom! Het specifieke epitheton inquinans betekent vervuilen of vlekken - een verwijzing naar de donkerbruine vlek die ontstaat bij het hanteren van zwarte Bulgaarse vruchtlichamen.

maandag 17 oktober 2022

Zwarte knoopzwam op een stapel beukenhout

Vanmiddag fietste ik gekleed in regenkleding een rondje rond Netersel. Op een plaats waar al enkele jaren boomstammen opgestapeld liggen stapte ik even van de fiets om te kijken of daar bijzondere zwammen op zouden groeien. En dat was het geval. Op meerdere boomstammen groeide grote aantallen zwarte zwammetjes, de Zwarte knoopzwam.


Zwarte knoopzwammetjes op een stapel met beuken boomstammen. Ze lijken opvallend veel op de knopen op onzen jassen.

De Zwarte Knoopzwam is een vrij algemene Knoopzwam die vooral op dode, nog niet ontschorste takken van voornamelijk eiken en beuken wordt gevonden. Zelden wordt hij gevonden op takken van andere loofbomen. De jonge exemplaren zijn half bolvormig en de oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is. Het hymenium kan bij jonge exemplaren nog roodbruin zijn, maar dit wordt als snel mat tot glanzend zwart. Het hymenium is altijd glad, in tegenstelling tot de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) waarbij het hymenium klierwratjes bevat. De buitenkant is duidelijk korrelig en donkerbruin gekleurd. Ook dit kenmerk sluit de gelijkende Eikentrilzwam (Exidia truncata) weer uit. Hierbij is de buitenkant ook ruw, maar deze is daarbij zwart gekleurd.

Deze foto's zijn gemaakt in regenachtige omstandigheden. Als het morgen droog is ga ik nog eens terug om nieuwe foto's te maken.


Oudere exemplaren zijn schijfvormig waarbij het centrum (hymenium) vlak is.


De jonge exemplaren zijn half bolvormig.