Mijn naam is Jozef van der Heijden. Ik woon in de Brabantse Hulsel. Ik fotografeer al sinds de 70er jaren. Ik begon met een kleinbeeld fotocamera en een Super 8 filmcamera met geluidsregistratie. Op de boerderij filmde ik Groenlingen en Kneuen die de jongen op hun nest verzorgde. Mijn interesse gaat naar de natuur in het algemeen. Van vogels tot paddenstoelen, mossen, korstmossen en landschappen. Maar vogels fascineren mij wel het meest. Daarnaast ben lid van diverse natuurbescherming organisaties. (zie de logo's hieronder)
Kuifeenden paren vaak op het water. Het mannetje kan soms ruw met het vrouwtje omgaan tijdens de paring. Tijdens de paartijd vormen de mannetjes (woerden) en vrouwtjes paren en zwemmen ze vaak samen. Het mannetje toont zijn interesse door te pronken en te knikken met zijn kop, terwijl het vrouwtje haar voorkeur kan tonen door haar kop laag te houden en in de richting van het mannetje te wijzen.
Kuifeenden paren op het water van het Schotelven
Tijdens de paring gaat het mannetje op de rug van het vrouwtje zitten en duwt haar kop naar beneden. Dit kan er ruw uitzien, maar het is een normaal onderdeel van hun paringsritueel. Na het paren bouwen de kuifeenden hun nesten aan de waterkant, vaak tussen riet of onder struiken, en het vrouwtje broedt de eieren alleen uit.
Broedende Kuifeenden kennen een ruime verspreiding in Nederland maar zijn het talrijkst in de noordwestelijke helft van het land, zowel in natte natuurgebieden als agrarisch gebied met veel sloten. Aantallen en verspreiding namen in ons land explosief toe vanaf ongeveer 1950, net als elders in West-Europa. Hierbij speelden waarschijnlijk verdroging en ontginning van Oost-Europese broedgebieden en toegenomen voedselrijkdom van Nederlandse wateren mee. De toename zette tussen pakweg 1975 en 2000 nog door op vooral de hoge gronden. Op de lage gronden stabiliseerden ze en in de duinen namen ze zelfs af, na eerdere snelle toename.
Tegenover recreatiepark Campinastrand aan de Zanddijk van het Belgische Dessel-Heide, bevinden zich twee van de zes vijvers van de voormalige visvijvers Het Goor. Dessel-Heide is een van de vier buurtschappen van de gemeente Dessel. Ten oosten van het Campinastrand doorsnijd de Goorstraat - een gravelpad - twee van de Goorvijvers. aan de zuidoever van de noordelijke vijver staat een vogelkijkwand, de Goorvijver Kijkwand.
Vogelkijkwand Goorvijver, Dessel
Het Goor, vroeger een 100 ha groot moerasgebied, werd tijdens de Eerste Wereldoorlog in bouw- en weilanden omgezet. Tussen 1934 en 1938 werden er door het gemeentebestuur visvijvers aangelegd. Eén vijver werd in 1936 verhuurd en deed al snel dienst als zwem- en roeivijver, het Campina Strand genaamd. De vogelkijkwand ligt aan het gravelpad ten oosten van het Campinastrand. Dessel is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Antwerpen. De gemeente ligt in de Kempen, op zo'n 15 km van Turnhout. Ten zuiden loopt het Kanaal Bocholt-Herentals. Gemeente Dessel kent de gehuchten Witgoor, Brasel, en Heide.
In het gebied werden onder meer blauwborst, boerenzwaluw, boomkruiper, boompieper, tafeleend, wilde eend, winterkoning, bosrietzanger, braamsluiper, dodaars, geelgors, goudhaantje en goudvink als broedvogel waargenomen.
Per toeval kwam ik in augustus 2024 bij deze kijktoren. Ik was met de fiets naar de brug over de Grote Neten gereden, waar een oude watermolen nog steeds operationeel is. Het lijkt ietwat vervallen, maar daar wil de molenaar niets van weten. Tijdens het gesprek met Toon Druyts, de zoon van molenaar Jef Druyts is de Straalmolen en de winkel(schuur) aan de overkant van de Watermolenweg en Straal wel ouderwets, maar nog volledig in bedrijf. Toen hij mij vertelde dat achter de schuur een vogel uitkijktoren van Natuur en Bos staat, had hij mij volledige aandacht. Hieronder informatie over de toren en de Straalmolen.
Uitkijktoren Straalmolen - Balen-Hulsen
Het natuurgebied is 17 hectare groot en ligt in de gemeente Balen. Het is een gevarieerd gebied in de vallei van de Grote Nete. Het bestaat uit grote waterpartijen, broekbossen en permanent historische graslanden. De voormalige viskweekvijvers zijn ingericht als vogelgebied. Op deze manier proberen we vogels de kans te geven om te broeden, te recupereren tijdens de vogeltrek en te overwinteren in alle rust. Daarvoor is de Straalmolen ook ontoegankelijk zodat er zo weinig mogelijk verstoring is. Om bezoekers toch te laten genieten van de natuur en de vogels is er een kijktoren. Door de aanleg van de vistrap hebben vissen de kans gekregen om te migreren naar de stroomopwaarts gelegen delen van de Grote Nete om te paaien en kuit te schieten.
De voormalige viskweekvijvers zijn door Natuur en Bos ingericht als vogelgebied. Zo willen we vogels de kans te geven om te broeden, te recupereren tijdens de vogeltrek en te overwinteren in alle rust. Er zijn enkele kunstmatige nestgelegenheden aangelegd in de dijken voor de oeverzwaluw en de ijsvogel. Vogels die er nu al broeden zijn waterral, dodaars, fuut, tafeleend, krakeend, wilde eend, knobbelzwaan, grasmus, blauwborst, bosrietzanger, kleine karekiet, ijsvogel, rietgors, grote gele kwikstaart, …. Op termijn hopen we de roerdomp te verwelkomen als broedvogel. Ook kun je blauwe reiger, ooievaar, purperreiger en roerdomp op zoek naar voedsel spotten.
Om de vogels de nodige rust te geven, is het gebied niet toegankelijk. Je kunt ze wel goed observeren met een verrekijker vanaf de kijktoren. Door de aanleg van de vistrap hebben vissen de kans gekregen om te migreren naar de stroomopwaarts gelegen delen van de Grote Nete om te paaien en kuit te schieten. De kwabaal plant zich intussen voort in de poelen die aangelegd werden in de vistrap van de Straalmolen. Samen met poelen langs de Asbeek zijn dit de twee enige locaties in Vlaanderen waar de kwabaal zich weer voortplant in de vrije natuur. De vispassage aan de Straalmolen maakt deel uit van het plan om tegen 2022 vismigratie te herstellen in de volledige Grote Nete.
In natuurgebied Griesbroek wandel je in het gevarieerde landschap van de Grote Netevallei, tussen Hulsen en Olmen. Naast de Grote Nete stroomt ook de Heiloop door het gebied. Vanaf de Straalmolen, waar een uitkijktoren achter de molenaar staat, heb je zicht op een cultuurlandschap met kleinschalige landbouw. In deze video breng ik u naar de vogelkijkhut, die slechts 400 meter hemelsbreed oostelijk van de Straalmolen toren staat.
Vogelkijkhut Griesbroek - Balen-Hulsen
De kijkhut is te bereiken vanaf de Zandvlietstraat. Aan het einde van de verharde weg is het nog ruim 1,5 km naar de kijkhut. Aan het einde van de verharde weg gaat het onverhard verder. Aan het einde van de brede zandzeg gaat het rechts af, het wandelpad op. Het wandelpad ligt verscholen tussen het hoge gras. Als je vover het houten bruggetje gaat, dat met gaas is beveiligd om uitglijden te voorkomen, ga je direct links af. Even loopt het pad langs de oever van Heiloop. Daarna vervolg je door half open landschap, tot je aan het einde van het pad bij de kijkhut aan komt. Bewegwijzering is niet te vinden. Of het is er gewoon niet, of de wegwijzer bordjes zijn uit het zicht verdwenen door de begroeiing.
In het Griesbroek broeden onder de volgende vogelsoorten: ijsvogel, roodborsttapuit, kleine karekiet, sprinkhaanzanger, bosrietzanger, blauwborst en waterral. Tot de amfibieën behoren: kleine watersalamander, alpenwatersalamander en brulkikker. De laatste is een exoot die een bedreiging vormt voor de inheemse fauna. Vissen in de wateren van het gebied zijn de beekprik, kleine modderkruiper, blankvoorn, paling, bermpje, kopvoorn, en zonnebaars.
De Blauwe reigers eet vissen en amfibieën, maar ook andere dieren als insecten en kleine zoogdieren worden wel buitgemaakt. De vogel is een veel geziene soort in ondiepe plekken, zoals in plassen en vennen, maar ook in poldersloten en in weilanden. De reiger wordt vliegend gezien langs grachten, beken en bij meren.
Een Giebel als maaltijd voor de Blauwe reiger
De vis die de Blauwe reiger in de video vangt is een Giebel (Carassius gibelio). De giebel is een straalvinnige vis uit de familie van de eigenlijke karpers (Cyprinidae). Deze zoetwatervis is afkomstig uit Oost-Azië en is als exoot uitgezet in Europa en Noord-Amerika. De giebel wordt ook wel wilde goudvis of witte goudvis genoemd.
Lange tijd werd dan ook gedacht dat de goudvis van de giebel afstamde, maar dit blijkt niet het geval. Onderzoek uit 2013 maakte duidelijk dat de goudvis afstamt van Carassius auratus auratus uit het zuidoosten van China, mogelijk rond Hangzhou en Jiaxing in de delta van de Yangtze. Het gebied van de giebel lijkt daarentegen beperkt tot de noordelijkere rivier Amoer en Europa.
Eerder deze week zag ik in het Belgische Retie twee knobbelzwanen op de Kattesteertvijver. Zo als ik het kon beoordelen zijn het twee mannen. De knobbel op de snavelbasis is bij beide vogels even groot. Bij vrouwtjes is die kleiner.
Knobbelzwanen op de Kattesteertvijver - Retie
Als Knobbelzwanen overvliegen, klinkt een luid fluitend geluid van de vleugels. Niet-broedende zwanen zijn veelal op weilanden te zien, waar ze zich tegoed doen aan gras. Beide partners van een broedpaar zijn elkaar meestal een leven lang trouw. Sterft een van beide vogels, dan zoekt de ander soms pas na enkele jaren een nieuwe partner.
Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien. Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.
Broedt van maart-mei. Een nest per jaar met 5-7 eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.
De Kattesteertvijver is een van de vijf vijvers op het Provincie Domein Prinsenpark. Het Prinsenpark is een natuur- en recreatiegebied van 215 ha in het zuiden van de Belgische gemeente Retie. Er liggen in totaal vijf vijvers op op het park, waarvan de Kattesteertvijver de bekendste van het park is.
De Kattesteertvijver is een van de vijf vijvers op het Provincie Domein Prinsenpark. Het Prinsenpark is een natuur- en recreatiegebied van 215 ha in het zuiden van de Belgische gemeente Retie.
Foeragerende Grote zilverreiger op de Kattesteertvijver
Er liggen in totaal vijf vijvers op op het park, waarvan drie aan de zuidelijke grensgebied van het park. De Kattesteertvijver is de bekendste, maar de vierkante vijver en de Kleine Hooibeekvijver zijn ook de moeite om het eens te bezoeken. Het karakter van de drie vijvers is totaal verschillend. De eerste vijver in de diashow is de Vierkante vijver, gevolgd door de Kattesteertvijver, Kleine Hooibeekvijver, Merpikdel vijver en de Gertryvijver.
De Grote zilverreiger (Ardea alba) is een witte vogel uit de familie der reigers. De Grote zilverreiger onderscheidt zich van de Kleine zilverreiger in grootte en de kleur van de snavel. De Grote heeft een gele snavel, de Kleine een zwarte. Met zijn lengte van 85 - 100 cm is de zilverreiger zelfs nog iets groter dan de blauwe reiger. De spanwijdte is 1,45 tot 1,70 m, zijn gewicht 1-1,5 kg. Voorheen stond de vogel ook bekend als Egretta alba (Linnaeus, 1758) of Casmerodius albus.
Hij leeft van vis, amfibieën, kleine zoogdieren en soms ook reptielen en vogels. Hij foerageert meestal in ondiep water, maar ook op het land. Zijn jachttechniek is eenvoudig: langdurig roerloos staan tot een prooidier in de buurt komt, of heel rustig wadend zijn prooi achtervolgen. Eenmaal dichtbij, spiest ("rijgt") hij zijn prooi aan zijn dolkvormige snavel.
Bij de uitkijktoren op de Landschotse Heide, ten zuiden van Middelbeers, stond een natuurlijke schuilhut inclusief picknicktafel. Half april van dit jaar zijn de schuilhut en de picknicktafel door brand verwoest, waarschijnlijk door brandstichting.
Uitkijktoren Landschotse Heide - Middelbeers
Het gebied bestaat uit vochtige heide met daarin een aantal grote vennen: Keienhurk, Berkven, Wit Holland Ven, Scherpven, en Kromven. Deze vennen zijn rijk aan watervogels en steltlopers, zoals Groenpootruiter en Zwarte ruiter, en er komen 24 soorten libellen voor, waaronder de zeldzame Kempense heidelibel en de Gevlekte witsnuitlibel. De flora kenmerkt zich door Klokjesgentiaan, Oeverkruid en Moerashertshooi.
De uitkijktoren biedt met een stahoogte van 4 meter een goed uitzicht over het noordelijk deel van de Landschotse Heide. De komende weken zijn met een beetje geluk hier nog grote zilverreigers te zien. Deze statige vogels zijn wintergasten en vliegen binnenkort weer uit naar hun broedgebieden in binnen- en buitenland. Dat geldt niet voor watervogels als kuifeend, wilde eend, fuut en dodaars, die hier blijven om te broeden. Opvallende zangvogels van de heide zijn geelgors en roodborsttapuit. Op dit moment doen, op hun doortrek naar het Noorden, grote aantallen steltlopers de vennen aan: onder meer regenwulp, groenpootruiter en kievit.
Rolstoelpad
Brabants Landschap heeft met Waterschap De Dommel en de gemeenten Oirschot en Eersel een rolstoelpad gerealiseerd. Hiermee is een initiatief van Frans van Maasakkers en Kees de Jong gerealiseerd. De komende tijd plaatst Brabants Landschap ook nog enkele informatiepanelen. En de parkeervoorziening wordt verbeterd. Het natuurgebied is het best bereikbaar vanaf de parkeerplaats aan het Kromven, bereikbaar via de Westelbeersedijk.
Vogelsoorten: Blauwe Reiger, Boomleeuwerik, Gaai, Geelgors, Goudhaan, Grote Bonte Specht, Grote Canadese Gans, Grote Lijster, Grote Zilverreiger, Kievit, Klapekster, Koolmees, Kramsvogel, Kuifmees Nijlgans, Vink, Wilde Eend en Zwarte Ooievaar.
Het natuurgebied (302 hectare), tussen het gehucht Belgische Scheps (Balen) en Olmen, is een juweeltje van een beekvallei. Eeuwenlang hebben waterlopen het landschap geboetseerd en dat doen ze nu nog steeds. De 'Schepswandeling', in 2012 uitgeroepen tot 'mooiste wandeling van de provincie Antwerpen', brengt je langs de mooiste plekjes in Scheps. En wil je even rusten, stop dan even aan de vogelkijkwand of op het picknick-eiland.
De vogelkijkhut Scheps aan de voorkant.
In dit natuurgebied wisselen moerassen, broekbossen, weiden en graslanden elkaar af. Moerasplanten zoals engelwortel, moerasspirea, valeriaan, wederik, moerasandoorn en wilde bertram geven kleur aan het landschap en trekken veel insecten aan. Kronkelende waterlopen met bijzondere vissen zoals beekprik, beschermd door Europa, en kwabaal. Talrijke poelen zorgen, samen met de waterlopen, voor een behoorlijk vis en amfibieënbestand. Dat vinden visetende vogels zoals blauwe reiger, grote zilverreiger of ijsvogel dan weer heel leuk. Langs de weilanden kom je roodborsttapuit, wulp en kievit tegen, in de moerassen hoor je Roerdomp, blauwborst, rietgors en waterral. Tijdens mijn bezoek werd ik getrakteerd op een ooievaar die een stuk voor de kijkwand aan het foerageren was. De koekoeken riepen elkaar toe en de roerdomp liet zijn diepe roep horen. Kom je 's morgens of 's avonds, dan kan je reeën zien.
Vogelkijkwand Natuurgebied Scheps - Balen
Op de parkeerplaats aan de Halflochtdijk, 2490 Balen, België staan borden met informatie over het gebied.
Voor de wandeling ga vanaf de parkeerplaats links af om na de linker bocht, rechts af de onverharde weg te volgen begint.
Deze vallei in de bovenloop van de Grote Nete is een groene oase in het landschap. Een vogelkijkwand, zitbanken en een eiland met picknickplaats in een vijver werden voor de bezoekers aangelegd. Het wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het gebied is Europees beschermd als onderdeel van Natura 2000-gebied 'Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor'.
Vanuit Vogelkijkwand Scheps kun je heel wat vogels spotten.
Lokatie: Vogelkijkwand Scheps (te bereiken via de Halflochtdijk, 2490 Balen, België. Parking Scheps, Halflochtdijk z/n.
Ga rechts af het onverharde deel van de Halflochtdijk in, op het punt waar de Odradakapel Street begint.)
Natuurgebied Winkelsbroek ligt tusssen de Zevendonkseweg en de Mastheidestraat, ten zuiden van het gehucht Winkel en Zevendonk (gemeente Turnhout). Het gebied wordt doorsneden door de Grote Kaliebeek. Aan de westzijde stroomt de Ezelsgracht. Op de linkeroever van de Grote Kaliebeek ligt een moerassig laagveengebied, waar vroeger turf werd gestoken en hakhoutcultuur toegepast.
Kijkhut Winkelsbroek - Turnhout Winkel
Dankzij het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan van de stad Turnhout konden er grote beheerwerken worden uitgevoerd, zoals een deel van de oevers ruimen en afschuinen, een veedrinkpoel aanleggen, een moeras openmaken, een vogelkijkhut bouwen en knuppelpaden aanleggen. Na tien jaar natuurbeheer kan je er opnieuw verschillende vogelsoorten spotten, waaronder blauwborst, kleine karekiet, wintertaling, zomertaling en roerdomp. Laarzen zijn onontbeerlijk. Honden zijn welkom, maar wel aan de leiband. Het beheer van Vogelkijkhut Winkelsbroek en het gebied ligt bij Natuurpunt.
Tijdens een wandeling door Winkelsbroek ervaar je de ongerepte schoonheid. Via kleine houten vlonderpaadjes en zompige paden wandel je door het moerassig gebied. Kikkers springen weg en vogels fluiten de hele tijd mee. Winkelsbroek is een moerassig laagveengebied waar vroeger turf ontgonnen werd. Dankzij een groot natuurontwikkelingsplan werden er grote beheerwerken uitgevoerd om de oevers vrij te maken, verschillende poelen aan te leggen, een moeras open te maken en verschillende vlonderpadjes aan te leggen.
Spotting Hut Winkelsbroek - Turnhout Winkel
Winkelsbroek nature reserve is between the Zevendonkseweg and Mastheidestraat, south of Winkel and Zevendonk (municipality of Turnhout). The area is intersected by the Grote Kaliebeek. On the west side the Ezelsgracht flows. On the left bank of the Grote Kaliebeek is a swampy low peat area, where peat used to be stabbed and coppice culture applied.
Thanks to the municipal nature development plan of the city of Turnhout, large management works could be carried out, such as a part of the banks clearing and chamfering, installing a cattle drink, opening a swamp, building a bird watching hut and installing bat paths. After ten years of nature management you can again spot different bird species, including Bluethroat, Common Reed Warbler, Eurasian Teal, Summer TeralGarganey and Eurasian Bittern. Boots are indispensable. Dogs are welcome, but on the Leash. The management of Spotting Hut Winkelbroek and the area is at Natuurpunt.
During a walk through Winkelsbroek you experience the pristine beauty. You can walk through the swampy area via small wooden decking paths and swampy paths. Frogs jump away and birds whistle all the time. Winkelsbroek is a swampy low peat area where peat used to be cultivated. Thanks to a large nature development plan, large management works were carried out to free up the banks, to install different pools, to open a swamp and to construct various decking paths.
Landschap De Liereman is een van de oudste natuurgebieden van België. De bossen, heide, graslanden, stuifduinen en vennen maken er een uniek natuurgebied van in Europa. De Kempense biotopen zijn al eeuwenlang een thuis voor de wulp, de nachtzwaluw, de klokjesgentiaan en de rugstreeppad. Landschap De Liereman is meer dan 500 ha groot op het grondgebied van de gemeenten Oud-Turnhout en Arendonk. Een uniek gebied om de waarden van de Stille Kempen te leren kennen. Op het grondgebied van Oud-Turnhout staan een stalen uitkijktoren en een houten kijkhut.
Uitkijktoren en kijkhut, Landschap De Liereman
Uitkijktoren Landschap De Liereman
De uitkijktoren in natuurreservaat De Liereman biedt een prachtig uitzicht over het unieke Kempische landschap. Het natuurgebied, gelegen tussen Oud-Turnhout en Arendonk, is een van de oudste natuurreservaten van België. Het bestaat uit bossen, heide, graslanden, stuifduinen en vennen, en is een thuis voor bijzondere flora en fauna.
Houten vogelkijkhut De Liereman
De houten rolstoeltoegankelijke kijkhut op De Liereman werd op 3 september 2016 door een Nederlands koppel Harry en Henny Vogels - van Gerwen aan de Liereman geschonken om zo de Oud-Turnhoutse gemeenschap te bedanken. Vanuit deze kijkhut kijk je op een landschap dat varieert van heideachtig tot rietland. De rietvogels komen tot een paar meter van de kijkhut. Het vergt echter veel gedult om een goede foto te kunnen maken van de karakieten en bosrietzangers. Ze verplaatsen zich voortdurend van de ene plaats naar de andere in het dichte riet.
Het bezoekerscentrum De Liereman is een goed startpunt voor wandelingen en activiteiten. Je kunt hier genieten van een drankje, streekproducten kopen, of een gids boeken voor een informatieve wandeling.
Watchtower and Spotting Hut, Landscape De Liereman
Landscape De Liereman is one of the oldest nature reserves in Belgium. The forests, heathland, grasslands, drift dunes and fens make it a unique nature reserve in Europe. The Kempen biotopes have been a home for the Eurasian Curlew, the European Nightjar, the Marsh Gentian and the Natterjack toad for centuries. Landscape De Liereman is more than 500 hectares on the territory of the municipalities of Oud-Turnhout and Arendonk. A unique area to get to know the values of the Silent Kempen. On the territory of Oud-Turnhout there are a steel lookout tower and a wooden viewing cabin.
Watchtower De Liereman
The watchtower in the De Liereman nature reserve offers a beautiful view over the unique Kempische landscape. The nature reserve, located between Oud-Turnhout and Arendonk, is one of the oldest nature reserves in Belgium. It consists of forests, heathland, grasslands, drift dunes and fens, and is a home for special flora and fauna.
Wooden Bird Chailiness De Liereman
The wooden wheelchair -accessible Spotting Hut on the Liereman was donated on 3 September 2016 by a Dutch couple Harry and Henny Vogels - Van Gerwen to the Liereman in order to thank the Oud -Turnhout community. From this viewing hut you look at a landscape that varies from heath -like to reed land. The reed birds come to a few meters from the Kijkhut. However, it takes a lot to be able to take a good photo of the Karakites and forest cane singers. They constantly move from one place to the other in the dense reed.
The De Liereman visitor center is a good starting point for walks and activities. You can enjoy a drink here, buy regional products, or book a guide for an informative walk.
De Maan lijkt vaak groter wanneer deze zich vlak boven de horizon bevindt (dus kort na opkomst of voor ondergang). In werkelijkheid gaat het hier om een optische illusie en is de Maan dan zelfs iets kleiner dan hoger aan de hemel. De Maan varieert echter werkelijk in grootte. Dit komt door de excentrische, ellipsvormige baan van de Maan om de Aarde. Doordat de maanbaan elliptisch is, varieert de afstand van de Maan tot de Aarde licht. Hierdoor staat de Maan soms dichterbij dan gemiddeld en soms verder weg.
De volle maan achter de wolken
Maanfotografie vereist weer een andere kennis als de gebruikelijke fotografie. De camera en de lens moeten geen moeite met scherpstellen en beeldruis in de donkere omstandigheden moet minimaal zijn. Dat is er een goed uitgangspunt om verder te gaan. De kleurbalans zal handmatig bijgesteld moeten worden. Omdat het zonlicht door de dampkring van de Aarde schijnt, is de kleur van de maan erg rood getint. Stel de Witbalans in op ongeveer 3000 graden Kelvin, dan is de maan op de foto of video zoals die in werkelijk is. Kies voor een kleurbeheer-instelling "Gelijkmatig" of "Landschap". Dan wordt de omgeving (bewolking) nog weergegeven, en niet onderbelicht ten opzichten van de lichtsterkte van de maan.
Gebruik een 500 mm telelens met een goede lichtsterkte. Indien gewenst kan er een 1.4 teleconverter aan gekoppeld worden. Gebruik de Manual fotomodus. Met de manuele belichting, ISO 200, diafragma 8 en een sluitertijd die het best past voor de juist belichting. Dat zal in de buurt van 1/20ste seconden worden. Fotograferen in Live-view is aan te bevelen. Schakel beeldstabilisatie op de lens uit, daar dit overbodig is bij fotograferen op het statief en zeker bij lange sluitertijden. Gebruik ook geen ruisreductie. Dat maakt de foto onscherper. Stel de sluiterselecter in op tijdontspanner. Stel de tijd in op 2 of 5 seconden. De foto wordt dan gemaakt nadat de camera niet meer wiebelt als gevolg van het bedienen van de camera.
The full moon behind the clouds
The moon often seems larger when it is located just above the horizon (so shortly after turnout or before falling). In reality this is an optical illusion and the moon is even slightly smaller than higher in the sky. However, the moon really varies in size. This is due to the eccentric, ellipse -shaped orbit of the moon around the earth. Because the moon lane is elliptical, the distance from the moon to the earth varies lightly. As a result, the moon is sometimes closer than average and sometimes further away.
Moon photography requires another knowledge as the usual photography. The camera and the lens should not have any trouble focusing and image noise in the dark conditions must be minimal. That is a good starting point to continue. The color balance will have to be adjusted manually. Because the sunlight shines through the atmosphere of the earth, the color of the moon is very red. Set the white balance to around 3000 degrees Kelvin, then the moon is in the photo or video as it is in real. Choose a color management setting "evenly" or "landscape". Then the environment (clouds) is still displayed, and not underexposed compared to the light intensity of the moon.
Use a 500 mm telephoto lens with a good light intensity. If desired, a 1.4 teleconverter can be linked to it. Use the Manual Photo mode. With the manual exposure, ISO 200, aperture 8 and a shutter speed that fits best for the correct exposure. That will be near 1/20th seconds. Photographing in live view is recommended. Switch out image stabilization on the lens, since this is superfluous when photographing on the tripod and certainly with long shutter speeds. Also do not use noise reduction. That makes the photo more renewal. Set the shutter selector on time release. Set the time to 2 or 5 seconds. The photo is then taken after the camera no longer wobbles as a result of operating the camera.
Het Wandelbos is een stadspark in Tilburg West. Het is in of voor 1917 ontworpen door de bekende landschapsarchitect Leonard Springer die in Tilburg ook het Wilhelminapark (1895) en het Leijpark vorm gaf. Het werd als werkverschaffingsproject uitgevoerd onder leiding van de Nederlandsche Heidemaatschappij en in 1920 in gebruik genomen. In 1921 en 1922 werd een tweede fase gerealiseerd, maar volledig klaar was het pas in 1937.[2] Bij de opening kreeg het de naam Stadswandelbos.
Op de vijver in het Park Wandelbos schijnt de IJsvogel vaak te zien zijn
Het park ligt op enkele honderden meters van Station Tilburg Universiteit in de buurt Wandelbos-zuid, tussen Het Zand en de westelijke uitbreidingswijk de Reeshof. Ten zuiden van het Wandelbos ligt het sterrenbos de Oude Warande, ze worden gescheiden door de Reeshofdijk en de Spoorlijn Breda - Eindhoven. Van west naar oost wordt het park verder begrensd door de Zwartvenseweg, de Indigolaan en de Taxandriëbaan. De omliggende straten vormen een vierhoek van ongeveer zevenhonderd bij vijfhonderd meter, waar de Indigolaan en de service- en verzorgingsflat De Duynsberg nog wel een hap uit nemen. Anno 2023 is dit parkgebied een kleine dertig hectare groot; er is een kinderboerderij en een veldje met speeltoestellen, maar dit zijn latere aanpassingen.
Het park werd aangelegd in wat destijds de Zandsche bosschen werd genoemd,[3] een gebied met dennen dat een kleine kilometer ten westen van de Tilburgse woonwijken lag. Inmiddels heeft de bebouwing zich vooral naar het westen zo sterk uitgebreid dat het in oost-westrichting het midden van de stad vormt. Omdat de oostkant van de stad zijn traditionele centrumfunctie heeft behouden wordt het toch tot Tilburg-west gerekend.
Bij de opening kreeg het park de naam Stadswandelbos, maar in de jaren vijftig stond het al bekend als "Wandelbos" Het heeft die naam gegeven aan twee Tilburgse buurten in uitbreidingsplan Het Wandelbos dat in de jaren zestig en jaren zeventig gerealiseerd is. Deze dragen de namen Wandelbos-noord en -zuid. Verder is er de Wandelboslaan, die loopt van het Wandelbos tot aan de Ringbaan-west. Hoewel de naam van het park sugereerd dat er alleen gewandeld mag worden is fietsen geoon toegestaan.
Evenals het Wilhelminapark heeft het Wandelbos een aantal markante bomen zoals sequoia's, mammoetbomen, en ook de moerascipressen die opvallend vrij staan, in groepjes van drie in of bij de vijver. In het oog springend is ook de rodondendronvallei met allerlei soorten en bloemkleuren. In de keur van bijzondere planten, onder andere uit Japan en Amerika, is in beide parken de hand van Springer te herkennen, evenals aan de hoofdpaden die in elkaar grijpende ruime bogen vormen, om en over de centrale vijver. Beide parken beantwoorden nog steeds aan de 'romantische, laatnegentiende-eeuwse opzet van Springer'.
Wie met de auto naar het Wandelbos wil, moet er rekening mee houden dat de Reeshofdijk een eenrichtingsweg is, die alleen vanuit de Wandelboslaan ingereden mag worden. Parkeren kan aan het einde van de Wandelboslaan.
Een zingende vink in de top van een dode boom is een prachtig beeld dat veel mensen aanspreekt. Het vrolijke lied van deze kleine vogel is in veel tuinen en parken te horen, vooral in de lente en zomer.
Zingende Vink in dode boomtop
Dode boomtoppen bieden een uitstekende uitkijkpost voor vinken. Ze kunnen de omgeving goed overzien en eventuele gevaren of voedselbronnen makkelijk spotten. Vinken gebruiken hun zang om hun territorium af te bakenen en een partner te lokken. Een hoge, goed zichtbare plek zoals een dode boomtop is daarvoor ideaal. Een dode boomtop kan ook een symbolische betekenis hebben. Het kan staan voor de cyclus van het leven, de overgang van dood naar nieuw leven. De zang van de vink in deze context kan dan worden gezien als een uiting van levenskracht en optimisme.
Vinken zijn kleine, kleurrijke vogels met een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft een opvallend rozerode borst en een blauwgrijze kop. Het vrouwtje is wat minder opvallend, met een bruingrijs verenkleed. Beide hebben opvallende witte vleugelstrepen. De zang van de vink is een aflopende reeks tonen, die eindigt met een korte, krachtige 'vinkenslag'. Het is een herkenbaar geluid dat vaak te horen is in de ochtend en avond.
Singing Finch at the Top of a Dead Tree
A singing finch at the top of a dead tree is a beautiful image that appeals to many people. The cheerful song of this little bird can be heard in many gardens and parks, especially in the spring and summer.
Dead tree tops offer an excellent lookout post for finches. They can easily oversee the environment and easily spot any dangers or food sources. Finches use their singing to define their territory and lure a partner. A high, clearly visible place such as a dead tree top is ideal for that. A dead treetop can also have a symbolic meaning. It can stand for the cycle of life, the transition from death to new life. The vocals of the finch in this context can then be seen as an expression of life force and optimism.
Finches are small, colorful birds with a short, cone -shaped beak. The male has a striking pink -red chest and a blue -gray head. The female is a bit less striking, with a brown price of plumage. Both have striking white wing stripes. The vocals of the Vink is a sloping series of tones, which ends with a short, powerful 'finch battle'. It is a recognizable sound that can often be heard in the morning and evening.
De Geelgors is een vogel van dun beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met heggen, houtwallen en grazige wegbermen. Geelgorzen worden vrijwel uitsluitend aangetroffen in het zuiden en oosten van het land.
De Geelgors zingt vanaf een hoge zangpost
Het mannetje is duidelijk te herkennen aan grotendeels gele kop en geel op onderdelen. Vrouwtje en jonge vogels zijn minder duidelijk te herkennen, maar vrouwtje heeft vaak nog veel (licht)geel. In alle kleden opvallende roodbruine stuit en witte buitenste staartpennen.
De zang van mannetje duidelijk herkenbaar: een hoge maar zachte "dzi-dzi-dzi-dzi-dzèèèè". Heeft diverse roepjes maar vaak korte scherpe rollertjes. Meest gehoorde roep is een kort scherp "tsit", een andere roep is een kort en tikkend "plt".
The Yellowhammer sings from a high singing post
The Yellowhammer is a bird of thinly wooded heathland, forest edges and agricultural area with hedges, wooded banks and grassy road verges. Yellowhammers are almost exclusively found in the south and east of the country.
The male can be clearly recognized by largely yellow head and yellow in parts. Female and young birds are less clearly recognizable, but female often still has a lot of (light) yellow. In all rugs striking red -brown rumors and white outer tail feathers.
The vocals of male clearly recognizable: a high but soft "dzi-dzi-dzi-dzi-dzèèèè." Has various calls but often short sharp rollers. Most heard call is a short sharp "tsit", another call is a short and ticking "plt".
De Vlaamse gaai is vogel die je overal tegen kunt komen. In de vrije natuur, in parken en struwelen, maar ook gewoon in de tuinen waar wat bomen en struiken staan. Zijn kleuren zijn opvallend, en zijn krassende roep is typerend voor deze kraaiachtige. Maar de Vlaamse gaai is ook een goede imitator. Hij bootst o.a. de Buizerd na, maar ook andere vogels en kan ook zingen. Zijn korte zang wordt met enige regelmaat herhaald. Dit hoor je het meest tijdens de paartijd.
De Vlaamse gaai in de tuin bij onze schuur en mijn fotohut
De Vlaamse gaai (Garrulus glandarius) staat bekend als een vogel die een krassend geluid produceert. Maar de Gaai is ook een goede imitator. De bekendste imitatie is die van een Buizerd. Dat doet hij om indringers uit zijn broedgebied te verjagen. Ook bootst hij kattengemauw na. Vanmorgen produceerde de Gaai een geluid dat ik al een aantal malen had gehoord maar niet thuis kon brengen. Deze keer heb ik het op video.
Vlaamse gaai met een imitatie roep
In de regel laat een Gaai minstens drie verschillende geluiden horen in zijn onopvallende, zachte zang. Niet te verwarren met zijn vele rauwe kreten. De meest bekende imitatie, die van de Buizerd, is maar in twee gevallen gehoord. De imitatie van mezen, de lijsterzang, het gekef van eekhoorntjes, kattengemauw en keffen van een hondje zijn minder bekend.
De Vlaamse gaai (Garrulus glandarius), die tegenwoordig Gaai genoemd dient te worden, is een opvallend gekleurde kraaiachtige. De wetenschappelijke naam van de soort werd als Corvus glandarius in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De gaai is 32 tot 35 cm lang. De nominaatvorm van de vogel, die onder andere in de Benelux voorkomt, is overwegend grijsbruin met een roze tint. De keel, onderbuik, anaalstreek, de stuit en een gedeelte van de handpennen zijn wit. Kenmerkend zijn een brede zwarte snorstreep en een blauw vleugelveld dat bestaat uit lichtblauwe veertjes met daarin een fijne, zwarte bandering. De vogel kan bij opwinding de kruinveren opzetten, deze zijn afwisselend licht van kleur met zwart.
De Gaai, volgens vele mag je geen Vlaamse gaai meer zeggen of schrijven. Het was Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna die het "Vlaamse" er af haalden. En, ja. De gaai komt ook andere regio's voor dan in Vlaanderen. De Gaai is een vogel die in bijna heel Europa, een deel van Noord Afrika, tot ver in Azië voorkomt. Maar het lijkt mij daarom nog niet nodig om eeuwen lange gebruikte namen aan de kant te schuiven. Immers, in het Engels heet onze gaai ook geen gaai, maar Jay, specifiek "Eurasian jay". In Duitsland heet hij Eikeleter ("Eichelhäher"), en in het Frans "Geai des chênes". Een naam is over de gehele wereld het zelfde, n.l. "Garrulus glandarius". Maar dat is de wetenschappelinge naam.
De naam (Vlaamse) gaai komt vermoedelijk van het Picardische Gai en het latere officiële Franse Geai. Voor de oorsprong van Vlaamse in Vlaamse gaai bestaan meerdere theorieën. Een mogelijke verklaring is dat het Franse gai flammant, de gaai met de flamende kleuren, verbasterd werd tot Vlaamse gaai. Een andere mogelijkheid is dat de naam komt van "in het Vlaams gaai" omdat de vogel in Wallonië eerder een naam, "gay", zou hebben gekregen dan in Vlaanderen.
Op sommige plaatsen wordt de gaai ook wel "meerkol" genoemd. Deze betekenis komt van Marcolf, een mythische grappenmaker uit onder meer de sage Salomon ende Marculphus. In een vogel die andere vogels nabootst zag men ook een lolbroek. In de Kempen wordt deze vogel ook wel "rotzak" of "roeter" genoemd. In het Limburgse Nieuwstadt wordt de aan Marcolf verwante naam Mêrkuf gebruikt.
Wat is autonome vogelfotografie? Vogels fotograferen met een cameraopstelling die vogels fotografeert die zelfstandig onbemand wordt geactiveerd, dat is autonoom (zelfstandig) fotograferen. Om een camera zelfstandig te kunnen laten werken heb je een infraroodsensor nodig, zoals de Cognisys RangeIR Sensor.
De infrarood straal wordt zo afgesteld dat een vogel die op een bepaald gekozen punt de straal onderbreekt de afstandsbediening van de camera aanstuurt. Elke keer als een vogel op de tak neerstrijkt op de plaats waar de opstelling op is afgestemd een of meerde foto's. Om de kans te vergroten dat de vogel op de juiste plaats van die tak neer strijkt, zorg je er voor dat die tak zo kort is dat dat deel binnen het bereik van de infraroodstraal valt.
De Spreeuw deed precies waarvoor ik het allemaal op had gezet.
Het verenkleed van de spreeuw is glanzend zwart met, vooral in de zon, een weerschijn van bronsgroen (kop en achterhoofd) en verschillende variaties purper. In de winter is het verenkleed duidelijker gespikkeld dan in de zomer. Behalve voor kenners is er eigenlijk nauwelijks onderscheid te maken tussen het mannetje en het vrouwtje. Omdat de veren van het wijfje wat groter en breder zijn, en omdat de uiteinden van de contourveren wit gekleurd zijn, zijn háár stippels van het winterkleed groter en staan bovendien wat dichter opeen. Jonge spreeuwen zijn grijsbruin met een lichte keel. Aan het eind van de zomer ruilen ze dit verenpak om voor dat van de volwassenen, zij het dat hun spikkels duidelijker zijn dan die van de oudere volwassenen die meer gemêleerd zijn. De lengte bedraagt ongeveer 21 cm met een spanwijdte van 37–42 centimeter en een gewicht van 70-80 gram. Spreeuwen kunnen lang achtereen zingen. Het geluid dat ze hierbij maken klinkt vaak meer als een soort gekwetter dan een gefluit.
Deze Groenling (man) werd al gefotografeerd voordat hij op de tak plaats kon nemen.
Een Groenling is ongeveer 15 centimeter lang. Het mannetje is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De randen van de vleugel en de meeste staartpennen zijn aan de basis helder geel. De dikke snavel is bijna wit en de poten zijn vleeskleurig. Het wijfje is minder intensief van kleur, zij is meer grijsgroen en haar geel in de veren is veel valer.
De kleine Pimpelmees is snel, maar de camera werd snel genoeg geactiveerd door de infraroodsensor.
Volwassen pimpelmezen zijn circa 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17-20 centimeter en een gewicht van ongeveer 12-15 gram, dit is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een vrij herkenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die duidelijk afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. In juveniel kleed is hij op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig. De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr, gevolgd door bellende geluiden, en lijkt iets feller dan die van de koolmees. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In boogjes zweeft hij door de lucht, in de tussenpozen slaat hij met de vleugels.
Ook de Koolmees moest het ontgelden. Op het over grote deel van de foto's stonden koolmezen.
Volwassen koolmezen zijn circa 14 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5-25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram. De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band. Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop. Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt in het najaar. De koolmees is de grootste soort mees, zoals de wetenschappelijke soortnaam verraadt: major betekent groot. De roep van de koolmees klinkt als péh-puuh wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto. De zang is een hoog si si sirrr en lijkt iets zachter dan die van de pimpelmees. De vlucht van de koolmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In grote bogen vliegt de koolmees door de lucht, afwisselend wordt met de vleugels geslagen en gezweefd.