dinsdag 31 december 2019

Oranjerode schorszwam (Peniophora incarnata)

Vanmorgen was ik in Reusel aan de wandel rond het Beleven. Op een zeker moment zag ik een zwam op dode takjes van een Eik.Ik had geen fotocamera bij omdat het erg mistig was. Dus maakte ik met mijn smartphone een paar foto's. Thuis gekomen zocht ik naar de naam van de schorszwam. Het bleek de Oranjerode schorszwam te zijn.

Oranjerode schorszwam is een korstachtige soort, die groeit op het oppervlak van de schors.

De Oranjerode schorszwam is niet kieskeurig waar het de keuze van de houtsoort betreft, maar komt op allerlei soorten van dood hout voor. Zelfs op het hout van de wijnstok kan de soort worden aangetroffen. In Nederland wordt hij het meest op elzenhout gevonden. Hij leeft van de afbraak van stronken en takken en veroorzaakt witrot. De paddenstoel onderscheidt zich van andere houtzwammen door het feit dat hij ook droog hout kan aantasten. De Oranjerode schorszwam komt algemeen voor in Nederland.


Ze beginnen als kleine kolonies, maar deze kunnen later samenvloeien. Het hymeniale oppervlak is oranje of rood tot roodbruin, glad, continu en ongescheurd; de marge is dunner, gekruld en wit of lichtoranje of rood. De basis van het fruitlichaam bestaat uit bruine hyfen , met klemverbindingen en matig dikke celwanden, met een breedte van 3,2 tot 4,5 μm. De basidiospores zijn cilindrisch.

maandag 30 december 2019

De Canadese luchtmacht in aantocht

Een groepje Grote Canadese ganzen kwamen aanvliegen om neer te strijken op het Beleven in Reusel. Vanmorgen scheen de zon weer eens, en dat deed het tot zonsondergang. Dat zie je ook meteen aan het aantal vogels dat op het Beleven zit. Veel meer watervogels; waaronder vooral Wilde eenden, Krakeenden, Wintertalingen, Grauwe ganzen, en natuurlijk wat Grote Canadese ganzen, Kolganzen en Brandganzen.

Met een draai tegen de wind in, zetten de Grote Canadese ganzen de landing in.

De Grote Canadese gans is een gans die zijn oorsprong kent in Noord-Amerika en Canada. Vanaf de jaren 1975 is de grote Canadese gans als broedvogel in Nederland te vinden. De gans kwam naar ons land door ze te importeren als kooivogel. Zoals dat met meer geïmporteerde soorten gaat, ontsnappen er een aantal of worden ze gewoon uitgezet, soms om ze door sportjagers weer af te laten schieten. De Canadese ganzen hebben zich zodanig voortgeplant, dat er nu zoveel zijn dat het lijkt of de soort hier hier altijd al voor kwam. De grote Canadese gans is geregeld te vinden op vennen in Brabant en in de lage delen van West-Nederland.

Hoe goed de Grote Canadese gans het in Nederland doet, tonen de tellingscijfers van Sovon aan. De broedpopulatie bedraagt 9000-12.000 (2013-2015), de geschatte maximum aantallen in de winter 43.000-54.000 (2013-2015). De geschatte maximum aantallen die op doortrek zijn boven Nederland van september tot en met november liggen zelfs op 48.100-56.100, (2012-2017).


Vóór het ontstaan van een eigen broedpopulatie waren Grote Canadese Ganzen alleen in strenge winters, zoals 1978/79, in noemenswaardige aantallen aanwezig. Het ging dan om Zweedse vogels. Zulke invasies worden niet meer vastgesteld of verdrinken in de snel gegroeide eigen populatie. Deze betreft grotendeels standvogels, 's winters aangevuld met vogels uit aangrenzende landen. Recent in Nederland geringde vogels zijn overigens wel teruggevonden tot in Zuid-Zweden. De belangrijkste verplaatsingen vinden plaats in de ruiperiode in juni, als vogels uit omringende landen in Nederland komen ruien, maar tegelijk vanuit Nederland ook ruitrek naar elders optreedt.

De landelijke aantallen zijn vooral vanaf 1995 sterk toegenomen. De groepen zijn het grootst in nazomer en herfst, wanneer de ganzen veelal oogstresten op akkers bezoeken. In de loop van de winter vallen de meeste groepen uiteen. Tussen juni en augustus ontstaan ruiconcentraties tot enkele duizenden vogels op grote open wateren.

zondag 29 december 2019

Nijlganzen op een bevroren Beleven

Vanmorgen was het landschap weer wit van de aangevroren rijp. Ook vormde zich wat ijs. Er zaten niet veel ganzen in het water of op het nog dunnen ijs. Mogelijk houden ze er niet van om hun voeten nat en koud te maken, ze eten immer gras. En dat hoeven ze niet in het koude water te zoeken.

 Nijlganzen in Reusel op een bevroren Beleven

De Nijlgans (Alopochen aegyptiaca), ook wel vosgans genoemd, is een eend-achtige vogel uit de familie Anatidae (zwanen, ganzen en eenden). In deze familie wordt de soort in de onder-familie Tadorninae (halfganzen) geplaatst. Dit zegt meteen iets over het formaat. De naam nijlgans is verwarrend, want hij behoort niet tot de onder-familie Anserinae (zwanen en ganzen). De oude Egyptenaren beschouwden de nijlgans als een heilig dier en beeldden hem regelmatig af in hun kunst.

De lichaamslengte bedraagt 63 tot 73 cm en het gewicht 2,5 kg. Het verenkleed van beide geslachten is gelijk. De nijlgans leeft voornamelijk op het land, hoewel hij goed kan zwemmen. De nijlgans eet zaden, bladeren, grassen en stengels. Af en toe eet dit dier sprinkhanen, wormen en andere kleine dieren. In het broedseizoen verdedigt hij een territorium, soms zelfs agressief, maar ook onderling zijn ze weinig verdraagzaam. Die agressiviteit is trouwens het handelsmerk van deze ganzen. Ze passen brute kracht toe om het nest van een andere vogel in te pikken - waarvan vooral grauwe ganzen, maar ook roofvogels, kraaien, eenden en dergelijke, slachtoffer zijn - en om de kleintjes van andere eend-achtigen te verdrinken.


Deze soort komt algemeen voor in Afrika in het dal van de Nijl, maar verder door het hele continent ten zuiden van de Sahara. De leefgebieden liggen langs meren, rivieren en in moerassen. De vogel mijdt gebieden met woestijnen en dichte bossen.

Ontsnapte siervogels vormden na de jaren 1960 verwilderde populaties in Oostenrijk, België, Denemarken, Nederland, Groot-Brittannië en de Verenigde Arabische Emiraten. Zij leven daar als exoten. In Nederland komt de nijlgans sinds 1967 voor als exoot. Omstreeks 1999 bedroeg het aantal broedvogels 4500 tot 5000 paar en omstreeks 2009 bedroeg dit aantal 10.000 tot 13.900 paar. Het tempo van toename lag rond 1980 bij de 25% per jaar en vlakte rond 2010 af tot 6% per jaar. In de vogelatlas van 2018 wordt het aantal broedparen ingeschat op tussen de 6900 en 11400 paren.

De nijlgans heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd. In Afrika wordt er veel op de vogel gejaagd en daar nemen de aantallen af. Het tempo van de achteruitgang ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar).

vrijdag 27 december 2019

De Groene specht in de houtwal

Vanmorgen zag de Groene specht in de houtwal, achter onze veldschuur. Een prachtige vogel, maar schuw. Soms lukt het om er een mooie foto van te maken.


Groene spechten zijn standvogels van open loofbossen, hoogstamboomgaarden, parken en oude houtsingels. Hij broedt meestal in een zelfgehakt hol in een oude loofboom. In de zomermaanden bestaat zijn voedsel vooral uit grote mieren (vooral rode bosmieren) en wordt meestal op de grond verzameld. De lachende roep van de groene specht is een opvallend kenmerk. Roffelt niet vaak en zwak, dat is meer voor de zwarte specht.

De groene specht is een forse vogel, met in vlucht opvallend groene stug en stuit en diep golvende vlucht. De kop van de groene specht is opvallend getekend met rode kruin en zwarte vlek rondom het oog. Mannetjes hebben daarnaast ook nog een rode vlek onder het oog, deze vlek is bij vrouwtjes zwart. Ze hebben een grijze dolksnavel. Onvolwassen vogels zijn zwaar gevlekt over het gehele lichaam. De kenmerkende lachende roep van de groene specht valt vaak het eerst op. Heeft een diepe golvende vlucht en zoekt vaak op de grond naar mieren.