vrijdag 28 april 2023

Zwartkop toont zijn verenpracht aan vrouwtje

Als een vogel mannetje indruk wil maken bij een vouwtje doet hij dat met een soort dans. Dat dansen wordt balts genoemd. De balts moet er voor zorgen dat er een band onstaat tussen het mannetje en het vrouwtje. Zodra het vrouwtje het mannetje leuk vindt beginnen ze samen aan het bouwen van een nest. Er zijn ook mannetjes die al een nest of meerdere nesten klaar hebben. Als het vrouwtje het mannetje aardig vindt en een van zijn nesten heeft goedgekeurd, volgt de paring. De zang van de vogels maakt ook deel uit van de balts, of het lokken van een vrouwtje.


Het mannetje spreidt zijn vleugels en pluimen om zo mooi mogelijk voor de dag te komen en zo het vrouwtje voor zich te winnen.

De balts vergroot de bereidheid tot paring doordat tijdens de balts de seksuele motivatie toeneemt. Tegelijkertijd vermindert de balts de agressie tussen de partners. Baltsgedrag bestaat meestal uit een mengsel van handelingen uit voortplantingsgedrag en handelingen uit aanvals- en vluchtgedrag. Vaak bevat het ook handelingen van andere gedragssystemen. Sommige dieren (vooral vogels) komen altijd naar dezelfde plek om baltsgedrag te vertonen. Zo'n plek wordt een lek genoemd, naar het Zweedse woord voor speelplaats. Er zijn veel verschillende soorten dieren die in theorie met elkaar zouden kunnen paren en ook nog eens gezonde nakomelingen zouden kunnen krijgen. Toch komt dit zelden voor. Dieren reageren namelijk niet op het baltsgedrag van een andere soort.

Zwartkop mannetjes zingen vaak vanuit boom of top van struik. Een aanwijzingen voor een nest is de alarm roep; ritmisch herhaald 'wet-wet-wet'roepje (lijkt op dat van Tuinfluiter maar minder scherp). Het mannetje begint met de nestbouw. Hij bouwt verschillende platformpjes, waarna het vrouwtje haar keuze maakt. Daarna voltooien beide partners het gekozen nest. Beide partners zorgen voor het voedsel van de jonge vogeltjes in het nest en verwijderen de uitwerpselpakketje. De zangactiviteit broedvogels zakt snel in na eileg.


De Zwartkop man heeft een zwart petje. Hoe kom je op de naam?

De Zwartkop is ongeveer net zo groot als een koolmees en dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het mannetje is de rest van het verenkleed grijs, bij het vrouwtje grijsbruin. Een jong mannetje heeft in de winter een zwarte pet, met bruine vlekken. De zwartkop vliegt weinig en laat zich vooral horen.

De meeste Zwartkoppen vind je op de hoge gronden, met name in gevarieerde bossen met een hoog aandeel loofhout. Ze kunnen ook broeden in grote tuinen met veel beplanting, met name daar waar oude bomen en veel dichte struiken voorkomen. De landelijke broedpopulatie nam de afgelopen tientallen jaren continu toe. De Zwartkop is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Voor deze soort zijn in Nederland geen Natura 2000-gebieden aangewezen. De Staat van Instandhouding van de Zwartkop als broedvogel in Nederland is gunstig.


Het Zwartkop vrouwtje heeft een zilvergrijze onderkant en grauwe lichtbruine rug en vleugels en een bruin petje.

De Zwartkop broedt in bossen en allerlei halfopen landschappen met bomen en struiken, inclusief dorpen en stedelijk gebied. De eileg begint eind april en gaat door tot tot eind juni, met een piek in mei en begin juni. Eén tot twee broedsels per jaar, meestal 4-5 eieren, broedduur 12-16 dagen, nestjongenperiode 11-12 dagen, jongen worden na uitvliegen nog 2-3 weken gevoerd.