De Vlaamse gaai (oude naam) is een schuwe bosvogel. In de dorpen zijn ze minder schuw als in de bossen.
De wetenschappelijke naam van de Vlaamse gaai, Garrulus glandarius, is te vertalen als 'voortdurend krassende eikelzoeker'. Dat typeert de gaai alleen in de winter, want tijdens het broedseizoen is hij juist opvallend stil. Van oorsprong vrij schuwe bosvogel, maar inmiddels ook volop in het stedelijk gebied te vinden. Gaaien hebben in het bos de functie van indringer-alarm; veel dieren reageren op hun alarmroep en verbergen zich. Gaaien zijn bekend om de opvallende blauw-zwart gestreepte tekening op de vleugel. Ze zijn echter ook volop te vinden in kleinschalig agrarisch cultuurland en in groen dooraderde bebouwing, en ontbreken alleen in de meest boomloze landschappen. De aanplant van singels en (recreatie)bos speelde de Gaai hier in de kaart, net als de verstedelijking met bijbehorende groenvoorziening.
De beigebruine vogels, met een licht gestreepte kruin, hebben een lichte keel en onderkant, een lichtblauw vleugelveld met een fijne zwarte bandering. Verder heeft de gaai een brede zwarte baardstreep, een zwarte staart en witte stuit. In het voorjaar en zomer nadrukkelijk aanwezig met luidruchtige roep. Witte stuit en zwarte staart vallen op tijdens de vlucht. Gaaien hebben een stevige donkere snavel. De meest bekende roep is een luide, hese schreeuw die in de buurt van bomen en bos geregeld te horen is.
Gaaien broeden van half april tot in juni. Heeft meestal 1 legsel met 5-7 eieren. Broedduur 16-21 dagen. Het nest van de gaai is gemaakt van takjes en is komvormig. Het bevindt zich vaak tussen de stam en een dikke tak. Gaaien bekleden de binnenkant met bijvoorbeeld mos. Jongen zitten 19-21 dagen op het nest en zijn na 6-8 weken zelfstandig. Daarna kunnen de ouders agressief worden tegen hun jongen.
Boeden in bossen, kleinschalig boerenland en in parken en tuinen in de stad. Daar zoeken ze ook hun voedsel. Waar loofbomen als eik en beuk aanwezig zijn, kunnen gaaien worden gevonden. De gaai was vroeger een uitgesproken bosvogel, maar ondanks schuw gedrag steeds vaker in de stad te zien. Ontbreekt alleen in gebieden zonder bomen.
Gaaien eten vooral insecten, aangevuld met eieren en jongen van zangvogels. 's Winters eten gaaien vooral eikels, maar ook beukennootjes, granen (mais), fruit en ander eetbaars. In het najaar hamsteren gaaien de eikels en verstoppen die in de grond. Bij voedselgebrek worden ze opgegraven. De eikels die ze niet opgraven, kunnen uitgroeien tot bomen. Weet een gaai dat hij in de gaten wordt gehouden tijdens het verstoppen, dan komt hij later terug om de eikel elders te verstoppen.