De vaste- en losse kop zijn op het bed gemonteerd, die aan de voorkant voorzien is van twee V-vormige langsgeleidingen. Aan de achterkant zijn de bedpatronen van de langssleden en de losse kop vlak. Beide langsgeleidingen zijn verbonden met stevige dwarsverbanden. De capaciteit tussen de centers bedraagt 40 inch. Met het uitneembare "schort" (standaard gemonteerd) wordt ter hoogte van de klauwkop een opening in het bed gecreëerd. Met de meegeleverde 12,5" voorplaat kan een schijf van 5,25" breed en 20 inch in diameter worden opgenomen. Het bed werd ondersteund door zware gietijzeren kolommen onder de vaste- en losse kop. Onder de vaste kop is een volledig zelfstandig aandrijfsysteem opgenomen. In de kolom onder de losse kop bevind zich een klein opbergvak.
Elk van de vier hoeken op de langssupport hebben een T-groef om het snijgereedschap de voorplaat te laten bereiken wanneer het schortstuk is verwijderd. Het langssupport, met een handwiel voor handmatige verplaatsing is uitgerust met het gebruikelijke soort aangedreven wormwiel mechanisme, door een spiebaan in een afzonderlijke aandrijfas. De draadschroef werd alleen gebruikt voor het schroefdraad snijden. Met slechts een enkele kwadranthendel kunnen drie posities worden geselecteerd om de langs- of dwarsvoeding te selecteren. Bij het oude ontwerp was het uitschakelen van de voeding moeilijk, waardoor bij hoge verspaningsnelheden de hendel moeilijk in de neutrale vrijstand te krijgen was. Dat resulteerde dan vaak in het doorschieten en "vangen" van de hendel van langsvoeding naar de dwarsvoeding positie. Bij de Empire kon dit echter niet gebeuren omdat bij de opstelling een veerbelaste plunjer werd gebruikt om de hendel in een van de drie standen te houden. Een slim ontwerp waarbij de handel 180 graden moet worden verdraaid om vanuit de langsvoeding naar de dwarsvoeding om te schakelen, en omgekeerd. Daardoor kon men niet onbedoeld door de middelste (neutrale) positie heen schieten.
De motor en de kogelgelagerde tussenas op een scharnierend zijn samen binnen de kopse sokkel gemonteerd en werden met een 1425 t/pm motor van 1 pk aandrijving met dubbele V-riemen naar de tussenas. De laatste aandrijving naar de hoofdas gebeurt met een platte riem. Bij de Mk. 1 is een 4-traps poelie gemonteerd, terwijl de Mk. 2 met een 3-traps poelie is uitgerust voor het wisselen van de hoofdas snelheden. Om de hoeveelheid vermogen die bij de Mk. 1 kon worden overgedragen te beperken werden de makers gedwongen om een meer conservatief ontwerp aan te nemen. De plaatdragende motor en de tussenas werden opgetild en neergelaten door een grote externe hefboom waardoor de platte riem van de eindaandrijving kon worden ontspannen voor snelheidsveranderingen. Inclusief het gebruik van vertragingstandwiel, werden 8 spindelsnelheden van 47,5 tot 530 t/pm (MK. 1) en 6 van 50 tot 550 t/pm (MK. 2) voorzien. Op de Mk. 1, met een 1 5/16 " boring hoofdas was gehard en geslepen en liep in verstelbare fosforbrons lagers terwijl op de Mk. 2 de gehele hoofdas opnieuw ontworpen was met een stijver gegoten lagerkussen (dat reikte tot de middellijn van het lager) en Timken conische rollenlagers. Helaas hebben de makers tegelijkertijd niet geprofiteerd om bij deze ontwikkelingen de topsnelheid te verhogen tot 1000 t/pm die de draaibank veel nuttiger zou hebben gemaakt. De spindelneus op beide draaibanken is voorzien van een morseconus 5 en kan worden geleverd met een set van snelspanhulzen met een maximale capaciteit van 1 1/8 ", of door het gebruik van een geharde adapter, uitgerust met een morseconus 2 adapterhuls.
Vanaf de hoofdspindel ging de aandrijving naar de draadschroef eerst door een subversnellingsbak met een H-patroon selectiehendel, en vervolgens door wisselwielen of een Norton-type snelwissel schroevendraaier die in staat was om 35-inch toonhoogtes van 2 tot 56 gangen per inch te genereren evenals 24 metrisch van 0,25 tot 7,5 mm (met behulp van een 127 tands tussentandwiel).
Met de opname van een morseconus 3, werd de losse kopspil vastgeklemd door een juiste compressiefitting en kon de bovenkant van de losse kop op de grondplaat worden verplaatst voor het draaien van een lichte tapse as. Om de losse kop weer in het midden van de hartlijn terug te stellen wordt de losse kop met behulp van een gecenterde rechte as weer terug gesteld. De uitlijning wordt gecontroleerd met een micromeetklok en een magneetstatief. Met een centrale bout wordt de losse kop aan het bed vast geklemd.
Ongebruikelijk voor een draaibank van deze klasse was de "Empire" goed uitgerust en werd hij standaard geleverd met een vaste stabiele bril, een meereizende stabiele bril, een onafhankelijke 4-klauw, een voorplaat, een vangplaat, een draadkeuze tabel, een set schroefdraad wisseltandwielen, een vast en een meedraaiend center, de benodigde spanners en schroefdraadschema's.
Foto's van de Empire MK. 2 - 6,5 x 40" Draaibank uit 1947 die in Netersel staat.
De draaibank is een zeer oude machine die al gebruikt werd in Assyrie en het klassieke Griekenland. De oorsprong van het draaien vinden we rond 1300 v.Chr. toen de Grieken een tweepersoonshoutdraaibank ontwikkelden. Een persoon draaide het werkstuk met een touw terwijl een andere persoon een scherp voorwerp gebruikte om vormen in het hout te snijden. In het Romeinse rijk werd een draaiboog (soort strijkstok) toegevoegd. In de middeleeuwen werd het handdraaien vervangen door een pedaal zodat de handen vrijkwamen om de verschillende beitels vast te kunnen houden. Dit type draaibank is tot in het begin van de 20e eeuw veel gebruikt en nog in gebruik in diverse ontwikkelingslanden.
De eerste industriële metaaldraaibank werd door de Nederlander Jan Verbruggen, meestergieter in de zware geschutgieterij in Den Haag, in 1757 ontworpen en in gebruik genomen. In 1770 werd hij benoemd tot meestergieter in de geschutgieterij in het Royal Arsenal in Woolwich. Hier installeerde hij eenzelfde horizontale, door paarden aangedreven draaibank waarvan een set van 50 gedetailleerde camera-obscura-tekeningen bewaard zijn gebleven (zie bijgevoegd voorbeeld). Henry Maudslay, die later onder andere het automatisch draaien van schroefdraden op de draaibank uitvond, werkte ook in de werkplaats van Jan Verbruggen in Woolwich.
Kenmerkend voor een draaibank is dat bij een draaibank het snijgereedschap (draaibeitel) stilstaat. Meestal wordt een te bewerken onderdeel ingeklemd in een klauwplaat die bevestigd is aan een horizontale as die het werkstuk ronddraait. De draaibank bestaat veelal uit een gietijzeren constructie, het deel dat op de grond staat heet de voet en daarbovenop staat het draaibankbed. Bij grotere draaibanken zijn voet en bed uit twee delen gemaakt, bij bijvoorbeeld een tafeldraaibank bestaan de voet en het bed uit een enkel stuk gietijzer. De aandrijving gebeurt meestal met een elektromotor via een overbrengingssysteem bestaande uit V-riemen of platte riemen en/of tandwielen met een keuze uit verschillende toerentallen. Een modernere aandrijving kan ook uitgevoerd zijn met een een frequentieregelaar die zorgt voor verschillende aandrijfsnelheden van de elektromotor.
Deze Empire MK.2 komt van uit de werkplaats inventaris van de oude Ambachtsschool uit Bladel. Toen de Lagere Technische School in 1968 een geheel nieuw gebouw kreeg, werden de machines uit de oude school door inschrijving te koop aangeboden. Onze vader was een hobby houtdraaier. Een draaibank aanschaffen zou veel geld hebben gekost, waren het niet dat de meeste leerlingen op de LTS niet zo veel op hadden met deze Empire uit de begin jaren '40. Ik zei tegen mijn vader dat hij niet veel moest bieden voor deze draaibank, daar alle leerlingen van de school het hun vaders zouden afraden om deze draaibank te kopen. Het plan kwam uit. Wij waren een draaibank rijker en mochten de draaibank voor een schijntje ophalen.
De schroefdraad spindel en de automatische voeding zijn verwijderd. Dat is gedaan omdat deze een kleine 50 jaar geleden blokkeerde en voor het hout draaien niet nodig was. Zoals het toen ging, zijn de onderdelen zoek geraakt en is herstellen nu niet meer mogelijk. Op internet koop je ook geen onderdelen meer. De meeste Empire draaibanken zijn in handen gekomen van verzamelaars die ook alle donor draaibanken hebben opgekocht. Maar handmatig doet de draaibank het nog uitstekend. Onlangs heb ik nog een nieuw meedraaiend center en enkele draaibeitels aangeschaft.
De beitelwagen, of langs-support genoemd, kan over het bed verplaatst worden. Dit support kan zowel handmatig alsook automatisch door middel van een nauwkeurige schroefdraadstang worden voortbewogen, afhankelijk van de grootte van de draaibank kan dit trapeziumdraad of zaagtanddraad zijn, beide geschikt voor het opnemen van zware axiale belastingen op deze as. Hierbij moet er op gelet worden dat bij het gebruik van automatische voeding men de slede niet heeft vastgezet met de blokkeerschroeven, dit kan zware schade veroorzaken aan het bed.
De dwarsslede, of dwars-support is de tweede van een combinatie van drie sleden, haaks ten opzichte van elkaar opgesteld. Ook deze kan meestal met automatische voeding worden bewogen. Hierop staat dan nog een beitelslede waarop een beitelhouder geplaatst is waarin men, afhankelijk van het model, één of meerdere beitels kan plaatsen. Hoe deze beitels worden vastgehouden in de beitelhouder verschilt, het belangrijkste is dat de beitelpunt op centerhoogte staat in verband met snijkrachten en afwerking van het stuk. Oud draaibanken zijn uitgevoerd met beitelhouders, waarin de beitels doormiddel van spanbouten worden vastgezet. Modernere beitelhouders maken het mogelijk of de beitels snel te wisselen voor verschillende toepassingen. Een voorbeeld is meerdere beitels in een houder. Deze systemen zijn in hoogte verstelbaar waardoor centerhoogte gehaald kan worden.
In de losse kop kan een vast of meedraaiend center worden geplaatst, zodat het werkstuk aan beide uiteinden ondersteund wordt. Ook bestaat de mogelijkheid om er een boorkop of een grotere boor rechtstreeks in te zetten. De losse kop kan verplaatst worden langs het bed. Het bed bestaat uit twee geleiders die heel zuiver zijn geslepen. In het bed is een trapeziumvormige rand geslepen, zodat bij slijtage op het bed er geen zijdelingse speling ontstaat maar enkel de support naar onder toe zakt (een zeer kleine verplaatsing overigens).
Tabel met schakelstanden voor voeding en draadsnijden in Metrich en Whitworth
(BSW) dus ook UNC.
Wat is het verschil tussen UNC en BSW?
Beide draadtypen worden gebruikt voor Engelse schroefdraad. BSF en BSW zijn Britse meetsystemen, terwijl UNF en UNC Amerikaanse meetsystemen zijn. BSF en UNF zijn de fijne draadsystemen, terwijl BSW en UNC de grove draadsystemen zijn. De BSF / BSW hebben een golfvormig draadprofiel.
Onze draaibank heeft het serienummer: BEC /104122 /24
Waar BEC voor staat weet ik niet. Mogelijk was het destijds een afkorting die verwees naar een machine serienummer code. In 1943 is men begonnen met het inslaan van serienummers. De laats geproduceerde Empire MK. 2 uit 1949 heeft het serienummer 108852 /27. Serienummer 104122 /24 zit daar kort voor. Waarschijnlijk stamt onze draaibank uit ± 1947.
De boorbeitel met de beitelhuls voor minder trillingen.
Voor de boorkop is een nieuwe conus reduceerhuls aangeschaft.
De opening boven het schort is met een plaat afgedicht. Zo is schoonmaken een
stuk eenvoudiger.
Ook bij de losse kop is de opening in het bed met een plaat afgedicht. De spanen
die daar in terecht kwamen moesten er uitgezogen worden.
De nonius van het dwarssupport.