zaterdag 22 oktober 2022

Rode heidelucifer op de heide van Grijze Steen

Vanmiddag zag ik op de heide van de Grijze Steen de Rode heidelucifer er weer mooi bij staan. De Grijze Steen, een natuurgebied tussen Casteren en Westelbeers, liggend tussen de Westelbeersedijk en de Groote Beerze wordt beheerd door Brabants Landschap. De Grijze Steen maakt deel uit van Natura 2000 gebied, Dal van de Groote Beerzet.


De Rode heidelucifer op de heide van de Grijze Steen is nog vers en kleurrijk.

De Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana) is een korstmos dat voorkomt op venige en zandige grond en op rottend hout in heiden, stuifzanden en duinen, soms op rieten daken. Rode heidelucifer is geen mos en ook geen paddenstoel, maar een korstmos. Korstmos is een nauwe samenwerking tussen een schimmel met algen. Die samenwerking wordt wel symbiose genoemd. Het schimmelgedeelte is de basis, maar kan geen voedsel maken. Daar zorgen de algen op hun buurt weer voor. De kleur is grijsgroen en ze hebben altijd een rode top. De Rode heidelucifer kan verward worden met Dove heidelucifer (zie hierboven).

Deze ‘lucifer’ is staafvormig, rechtopstaand, onvertakt of bovenaan fijn vertakt. Onderaan de takjes bevinden zich veel blaadjes. Deze korstmossoort is gemakkelijk te verwarren met de rode heidelucifer. Het is één van de circa 350 korstmossoorten op aarde, waarvan er circa 50 in Nederland voorkomen.


Het is één van de circa 350 korstmossoorten op aarde, waarvan er circa 50 in Nederland voorkomen. 20 van deze soorten staat op de Rode Lijst. Het Rode bekermos is het algemeenst van deze rode korstmossen maar de iets schaarserre Rode heidelucifer (Cladonia floerkeana) kun je ook regelmatig tegen komen. Deze Cladonia-soort wordt 1 à 2,5 cm hoog, is meestal onvertakt (behalve aan de top) en heeft een grijsgroene korrelige structuur met een felrood kopje bovenop.

vrijdag 21 oktober 2022

Kleverig koraalzwammetje en het Geel hoorntje

Voor de specialisten is het verschil overduidelijk. De beginnende zwammenliefhebber worstelt toch wel eens om het verschil te herkennen. Het vruchtlichaam van het Kleverig koraalzwammetje is 4-8 cm hoog, terwijl het vruchtlichaam van het Geel hoorntje maar tot 1,2 cm hoog wordt. Het Geel hoorntje staat vaak ik groepen of in een brede lange lijn.


Het vruchtlichaam van het Kleverig koraalzwammetje is 4-8 cm hoog.

Het Kleverig Koraalzwammetje is een algemene soort welke op dood naaldhout gevonden kan worden. Alhoewel hij op een Koraalzwam lijkt valt hij toch niet onder de Koraalzwammen.

Het Kleverig Koraalzwammetje is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte vertakkingen, maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. Hij groeit in bundels, welke in omvang kunnen verschillen van enkele losstaande sprietjes tot meer dan 10cm in doorsnee. De vertakkingen voelen rubberachtig aan en zijn makkelijk te buigen zonder dat ze afbreken. Dit in tegenstelling tot de Koraalzwammen, waarbij de vertakkingen meestal erg broos zijn. Als hij door mos en gras heen moet groeien kan hij ruim 15cm hoog worden. Het vruchtlichaam is opvallend geel gekleurd en kan door droogte en ouderdom oranje kleuren. Het Kleverig Koraalzwammetje groeit op sterk vermolmde stronken of soms ook stammen van naaldbomen, o.a. Spar (Picea), Grove den (Pinus sylvestris), Larix (Larix), overwegend in naaldbossen op droge voedselarme zandgrond.


Het vruchtlichaam van het Geel hoorntje is tot 1,2 cm hoog.

Het geel hoorntje (Calocera cornea) is een zwam uit de familie Dacrymycetaceae. Bij droog weer krimpt deze zwam in tot een harde, hoornige massa, maar regenereert weer in vochtiger omstandigheden. Het gelatineuze, cilindrische vruchtlichaam van het geel hoorntje is tot 1,2 cm hoog. Onder gunstige omstandigheden is het glad en kleverig. Het heeft weinig of geen vertakkingen en onderscheidt zich onder andere hierin van het kleverig koraalzwammetje (Calocera viscosa). De kleur is dofgeel tot oranjegeel, vaak met bruinige punten. Het geel hoorntje groeit op sterk vermolmde takken en stammen van loofbomen, o.a. Eik (Quercus), Beuk (Fagus), Populier (Populus), Berk (Betula), Es (Fraxinus), zelden ook op hout van naaldbomen als Jeneverbes (Juniperus) en Den (Pinus), het meest in loofbossen of gemengde bossen op voedselarme zandgrond, maar ook wel in loofbossen en parken op voedselrijke bodem en in broekbossen.

Het Geel hoorntje lijkt veel op het Kleverig koraalzwammetje, maar onderscheid zich door zijn kleur en vorm. Met namen het rode topje ontbreekt altijd bij het Kleverig koraalzwammetje.

De Zwarte trilzwam is hersenvormig geplooid

Het vruchtlichaam van de Zwarte trilzwam bedekt regelmatig een hele zijde van een tak en is geheel glad en hersenvormig geplooid. Deze zwammen vond ik aan het Kroonven ten zuiden van Bladel (N-Br).


De Zwarte Trilzwam is een vrij algemene Trilzwam die vooral op niet-ontschorste takken van loofbomen voorkomt, vooral op de takken van beuken. De Zwarte Trilzwam is korstvormig en kan tot enkele centimers dik worden. Regelmatig bedekt hij een hele zijde van een tak. Het vruchtlichaam is geheel glad en hersenvormig geplooid. Oude exemplaren van de Eikentrilzwam ( Exidia truncata ) zouden verward kunnen worden met deze soort. Maar bij die soort is het centrum bedekt met klierwratjes, en de buitenkant is daarbij korrelig.

De zwarte trilzwam wordt vaak met Exidia glandulosa verwisseld. Exidia glandulosa vormt echter meestal alleenstaande, puntvormige vruchtlichamen. Ze zijn microscopisch niet te onderscheiden van elkaar, alleen door DNA-onderzoek. De vruchtlichamen van de bruine trilzwam (Tremella foliacea) hebben gewoonlijk een warmere, lichtere bruine kleur, maar kunnen soms ook donkersepia tot zwart zijn. De vruchtlichamen hebben gewoonlijk de vorm van een blad, maar kunnen ook galvormig zijn. Ze hebben nooit wratjes of puntjes op het oppervlak. Het is een veel voorkomende schimmel en komt zowel op loofhout als naaldhout voor


De zwarte trilzwam leeft als een saprofyt op en in dood loofbomenhout, zowel op dode takken nog aan de boom als op de grond liggende takken. De sporenvorming vindt het gehele jaar plaats[1], maar met het zwaartepunt in de late herfst.

donderdag 20 oktober 2022

De Rietkruisspin hangt aan een zijde draadje

De herfst is al weer een kleine anderhalve maand ver. Voor sommige zijn spinnen griezels waar ze bang voor zijn, voor andere zijn ze interessant. Spinnen zijn geen insecten, maar arachnida: spinachtigen. Wel zijn het, net als de insecten, geleedpotige dieren. In ons land leven bijna 700 verschillende soorten spinnen. In de natuur en in onze tuinen komt de kruisspin algemeen voor. Sommige spinnen zijn echter zeldzaam en worden door wetgeving beschermd.


Rietkruisspin (Larinioides cornutus)

Spinnen zijn uitermate nuttig. Ze vangen van enorme grote hoeveelheden insecten. Dit kunnen vliegen en muggen zijn, maar ook grotere insecten zoals sprinkhanen, kevers en wespen. Spinnen zijn dus een van de meest efficiëntste opruimers van insecten in de natuur. Op een vierkante meter weiland komen ongeveer 130 spinnen voor, dit zijn 1,3 miljoen spinnen op een hectare. Deze zouden ongeveer 47.450 kg insecten kunnen verslinden per jaar. Er is ook wel eens berekend dat wanneer spinnen 1 of 2 maanden niet zouden eten, de wereld overvol zou geraken met allerlei insecten en dat we tot onze oksels in de insectenlarven zouden staan. Misschien is dit wat overdreven, maar het geeft wel een indicatie over het nut van onze spinnen.


De rietkruisspin (Larinioides cornutus) is een spinnensoort uit de familie wielwebspinnen. De spin komt voor in heel Europa. De vrouwtjes bereiken een lichaamslengte van 13 millimeter, de mannetjes worden niet groter dan 8 mm. Deze spin wordt gevonden in vochtige gebieden, met name bij water. Het web wordt gespannen tussen het gras of in lage struiken. De spin verbergt zich overdag en 's nachts bevindt ze zich in haar web.