donderdag 16 oktober 2025

Mijn visuele natuurverhalen

Mijn naam is Jozef van der Heijden. Ik woon in de Brabantse Hulsel. Ik fotografeer al sinds de 70er jaren. Ik begon met een kleinbeeld fotocamera en een Super 8 filmcamera met geluidsregistratie. Op de boerderij filmde ik Groenlingen en Kneuen die de jongen op hun nest verzorgde. Mijn interesse gaat naar de natuur in het algemeen. Van vogels tot paddenstoelen, mossen, korstmossen en  landschappen. Maar vogels fascineren mij wel het meest. Daarnaast ben lid van diverse natuurbescherming organisaties.
(zie de logo's hieronder)

Volg mij op: Facebook Twitter YouTube FacebookTwitterYouTube Facebook Twitter YouTube en met jozefvanderheijden-foto.nl. Onderwerpen: Alles wat de natuur gedurende de jaargetijden bieden.
Bezoek ook mijn YouTube kanaal; youtube.com/JozefvanderHeijden met 330 video's en 835 abonnees.

Levenscyclus van Echte Libellen en Juffers

Het meest opvallende verschil tussen echte libellen en een juffers zijn de verschillen in hun ogen en vleugels. Echte libellen zijn robuuster en hebben bredere- en gespreide vleugels, terwijl juffers slank en tenger zijn en hun vleugels in rust langs het lichaam houden. Ze hebben hun ogen aan de zijkanten van de kop, in plaats van de voorkant. De ruimte tussen de ogen is dan ook duidelijk te zien.


Levenscyclus van Echte Libellen en Juffers

De familie van de libellen onderscheiden we in twee ondersoorten, de ongelijkvleugelige Echte libellen en de gelijkvleugelige Juffers. Bij de echte libellen zijn de achtervleugels breder dan de voorvleugels. De voor- en achtervleugels zijn bij de juffers gelijk. Ook de rustpositie is anders, echte libellen spreiden de vleugels in rust, en juffers vouwen deze tegen elkaar achter het lichaam.

Echte libellen en juffers leven in of bij zoetwater, waar ze zich voortplanten. Ze hebben behoefte aan schoon, zuurstofrijkwater met een constant waterpeil en vegetatie om te schuilen en eieren te leggen. Het grootste deel van het leven van een libel of juffer speelt zich af onderwater. Volwassen libellen paren in de vorm van een zogenaamde paringswiel, zoals de Bruine korenbout en de Watersnuffel in deze video. Een paringswiel is de houding die twee libellen aannemen bij het paren. Nadat het mannetje het vrouwtje in de tandem houding heeft genomen, brengt het vrouwtje haar geslachtsopening tegen het secundair geslachtsorgaan van het mannetje. Op die manier kan ze de spermatofoor van het mannetje ontvangen. Een koppel kan uren in die positie blijven en daarbij ook rondvliegen.

Na de paring zet het vrouwtje de eitjes af, zoals bij de Grote keizerlibel in deze video, die haar eitjes in het water afzet. De eitjes van libellen komen na enkele weken tot enkele maanden uit, afhankelijk van de soort, watertemperatuur en van het tijdstip in het seizoen. Eenmaal uitgekomen verschijnt eerst de zogenaamde prolarve, die in later stadium uitgroeit tot een larve. De larve maakt in het onderwater stadium twee tot drie vervellingen door. Bij de meeste soorten duurt het larvenstadium iets korter dan een jaar tot bijna twee jaar.

Een volgroeide larve heeft nog één vervelling voor de boeg, de vervelling van larve naar imago, het volwassen stadium. In deze video is het uitsluipen van de Gewone oeverlibel in beeld gebracht. Voor het uitsluipen klimt de volgroeide libellenlarve uit het water. Dit gebeurt bijvoorbeeld langs een plantenstengel die in het water of op de oever staat. De larve houdt zich dan stevig vast en vervelt voor de laatste keer. De huid van kop en borststuk barsten open en heel langzaam komt de volwassen libel eruit. Wanneer kop, borststuk en poten eruit zijn, grijpt de libel zich vast aan de plantenstengel en trekt zijn achterlijf uit de larvenhuid.

Vervolgens blijft het kleurloze diertje nog een tijd hangen en pompt zich door middel van lichaamsvloeistof op. Het achterlijf strekt zich langzaam en krijgt de langgerekte vorm van een volwassen libel. Ook de vleugels strekken zich langzaam maar zeker uit, wat in de beelden versneld is weergegeven. Aanvankelijk zijn de vleugels nog te zacht om te vliegen. Pas na enige tijd uitharden is de libel klaar voor zijn eerste vlucht en vliegt weg van het water, meestal naar de eerste de beste boom of struik. Het lege larvenhuidje blijft achter langs de waterkant. Het hele uitsluipproces duurt meestal langer dan een uur. In die tijd is de libel zeer kwetsbaar voor natuurlijke vijanden, zoals vogels, kikkers en mieren.

Jonge imago's hebben enige tijd nodig om geslachtsrijp te worden. Als ze geslachtsrijp zijn vindt de paring plaats en worden weer de eitjes afgezet. De levenscyclus is nu rond. De voornaamste functies van een volwassen libel is de voortplanting en verspreiding naar andere gebieden, waarmee uitwisseling tussen populaties wordt bereikt en nieuwe geschikte gebieden worden gekoloniseerd. De totale levensduur van een imago varieert van een tot enkele weken bij juffers, en enkele weken tot twee maanden bij grotere libellen. Dit is dus veel korter dan het larvenstadium. De weersomstandigheden hebben een grote invloed op de werkelijke levensduur. De bruine en noordse winterjuffer overwinteren als imago en leven daardoor uitzonderlijk lang, tot wel negen maanden.

Het aantal libellen in Nederland is sinds 2008 met 28% afgenomen. Dit past bij het beeld dat de biodiversiteit onder druk staat als gevolg van de klimaatverandering. Vooral libellensoorten die van kou houden verdwijnen snel. Belangrijke oorzaken zijn warme zomers, droogte en een slechte kwaliteit van het water.

donderdag 9 oktober 2025

Uitkijktoren aan Vallei van de Wamp - Arendonk

Aan de Asselbergen ten oosten van het Belgische Arendonk staat aan het beekje de Wamp een een twaalf meter hoge uitkijktoren die uitzicht zou moeten bieden over natuurgebied Lokkerse Dammen, dat deel uitmaakt van de Vallei van de Wamp, een moerassig gebied met laagveen, heide en rietlanden als open water en langs sloten, wilgen- en gagelstruiken, en grote hoeveelheden springbalsemien. In Arendonk is een boek uitgegeven met de vier 'Dorpsblunders' van Arendonk, van Staf Lasters, Marinus Van Rooij en Frans Van Deuren, drie gepensioneerde amateurfotografen uit Arendonk. Daar wordt de Uitkijktoren aan Vallei van de Wamp de "Uitkijktoren zonder uitzicht" genoemd.


Uitkijktoren aan Vallei van de Wamp - Arendonk

Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) plaatste in 2007 aan de westzijde van de Asselbergen, dicht bij het informatiebord langs het riviertje de Wamp, een twaalf meter hoge uitkijktoren. De kijktoren wordt in Arendonk een blunder genoemd. Het is echter een 'uitzichttoren zonder uitzicht', omdat de omstaande bomen hoger zijn dan de toren zelf. Natuurlijk heb je vanuit de toren wel uitzicht, maar men zag de toren liever in het moerasgebied staan, dat zal het zijn.

Door het rechttrekken van de beekje de Wamp daalde het waterpeil waardoor het moerassige Goorken verlandde. Door kappingen ontstonden open waterpartijen en de oevers werden geplagd. Vandaag groeien er massa’s zonnedauw en zowel struikheide als dopheide steekt de kop op.


De uitzichttoren kent drie verdiepingen.

Het samenspel tussen zuur, Kempens grondwater en kalkrijk kanaalwater geeft het Goorken een uitzonderlijk hoge natuurwaarde. Grondwater, met voedselrijk water van de Maas, verrijkt de van nature ijzerrijke en voedselarme Kempense bodem. Deze plaatsen verruigen met planten als riet, harig wilgeroosje en koninginnekruid. Op de overgangen tussen het voedselarme en voedselrijke water ontstond trilveen met draadzegge en kleine egelskop.

Het moeras in het Goorken


Locatie 'uitzichttoren zonder uitzicht' aan de Asselbergen in Arendonk

donderdag 2 oktober 2025

Zo hakt de Kleine bonte specht een nestholte uit

De kleine bonte specht is de kleinste specht in Nederland, niet veel groter dan een huismus. Om voedsel te zoeken klimmen ze behendig op en neer tegen boomstammen. In de broedtijd, die loopt van maart tot augustus laten ze zich veel horen. Beide geslachten roffelen, al doet het mannetje dit meer. Hun roffel houdt langer aan dan de grote bonte specht maar klinkt sneller en hoger. In de rest van het jaar zijn ze zwijgzaam en lastig te vinden.


Zo hakt de Kleine bonte specht een nestholte uit

De kleine bonte specht blijft vaak hoog in de bomen en is daardoor moeilijker te zien dan andere spechten. Deze specht heeft een Zwart-wit verenkleed zonder rode buikvlek. De lichaamslengte van een volwassen vogel bedraagt 14 tot 16 centimeter en heeft een vleugelspanwijdte 25 tot 27 centimeter. Het mannetje heeft een rode kruin, aan de zijkanten gebiesd met een zwarte streep, terwijl het vrouwtje een geheel zwarte kruin heeft en is dus geheel zwart-wit gekleurd.

In het voorjaar hakken zowel het mannetje als het vrouwtje een nestholte in een dode boom of tak, vaak in zachte bomen zoals berk, populier of wilg. Soms wordt echter een oude nestholte of een natuurlijke boomholte gebruikt. De specht maakt een vlieggat met een diameter van 3 tot 3,5 centimeter, doorgaans tien tot twintig meter boven de grond. De schacht naar de nestholte verbindt de holte met het vlieggat en kan relatief lang zijn. Vaak bevindt de eigenlijke holte zich dertig centimeter of meer onder de ingang, die zelf 10 tot 18 centimeter diep is. Het uithakken van een nestholte kan twee tot vier weken duren, dit kan variëren afhankelijk van de specifieke boomsoort en de omstandigheden.

De bodem van het nest is bedekt met houtkrullen en fijn zaagsel. Het vrouwtje legt 4 tot 6 witte eitjes, die door beide ouders worden uitgebroed. Na ongeveer twee weken komen de jongen uit, die daarna nog drie weken in het nest blijven. Beide ouders voeden de jongen met insecten. Na het uitvliegen kunnen de jongen nog enige tijd begeleid worden door de ouders. Daarna verspreiden ze zich naar de directe omgeving om hun eigen voedsel te zoeken. Tegen de tijd dat een specht ongeveer een jaar oud is, bereikt deze de geslachtsrijpheid en kunnen zich voortplanten.

De kleine bonte specht voedt zich met keverlarven, bladluizen en andere kleine ongewervelden. Hij pikt deze uit schorsspleten en dode takken. In de winter is hij minder opvallend, maar in het voorjaar is zijn trommelgeluid een goede manier om hem op te sporen. In Nederland blijft de kleine bonte specht het hele jaar in zijn broedgebied. Ze zoeken in de herfst en winter buiten het eigen territorium naar voedsel, niet zelden in het gezelschap van mezen. In de winter eet hij ook zaden en soms boomsappen.

In Nederland is de kleine bonte specht een vrij talrijke broedvogel in gebieden met voldoende bossen. Doordat bosbeheerders in bestaande bossen vaker verouderd dood hout laten liggen, komt er steeds meer geschikt leefgebied voor de kleine bonte specht. Door meer oude bomen te laten staan, blijven er meer bomen behouden waar de kleine bonte specht zijn nest in uit kan hakken.
Nederland telt ongeveer 5000 tot 6500 broedparen. Tot 1996 telde deze specht nog maar 4 broedparen. Tussen 2002 en 2018 nam het aantal toe tot ongeveer 50 broedparen.